Schilderijen
Inner world
Het meisje en de wolf
Portretten
Musici
Landschappen

Boeken
Niet storen. Een kritische beschouwing over de Riagg 
Wie is er nu gek? Over kronkels in de therapeutische relatie

Nog altijd & Cement. Levensverhalen van Auschwitz-overlevenden
Tien componistenportretten in woord en beeld
Keerpunt. Over persoonlijke crises en kansen

Praktische 
info over 
de ggz hulp

 CV  Saar Roelofs

 Geen talent voor volgzaamheid: 
ervaring als psycholoog in de ggz

 

Enter EN
ENGLISH



saar.roelofs@xs4all.nl 

© Partner Productions

 


Dr. Saar Roelofs  

EEN KRITISCHE BESCHOUWING OVER DE RIAGG 
IN WOORD EN BEELD

Belvédère (1997)

 

Ruim een kwart eeuw later nog steeds actueel



"Een treffend en geestig boek."
EenVandaag, Marc Schrikkema, 12 juli 1997

"Een boek met een ontegenzeglijke kracht."
Zorg en Welzijn
, 2 mei 1997

"Een gevarieerd en aantrekkelijk werk dat belangrijke vragen stelt." 
Amsterdamse Patiënten Krant , oktober 1997

"De wijze waarop in de GGZ de praktijk wordt beoefend, is zeer verontrustend. 
Niet storen  beschrijft die processen haarfijn.''

Jos Dijkhuis, emeritus hoogleraar Klinische psychologie & Psychotherapie, 
"
de godfather van de psychotherapie" in Nederland , brief aan de auteur 14 mei 1998

 



"De antipsychiatrie in Nederland wordt vertegenwoordigd door onder anderen
Kees Trimbos
[naar wie het Trimbos-instituut is vernoemd, SR],
Jan Foudraine en late
r Saar Roelofs aan de institutionele kant." 
Wikipedia



BRONNEN

 


Belvédère, maart 1997
A4 formaat, 163 pag.
Geïllustreerd met 80 cartoons

 

In haar boek Wie is er nu gek? (2008) plaatst Saar Roelofskritische kanttekeningen bij dekritische kanttekeningen bij de Diagnose Behandel Combinatie (DBC), laat zij zien hoe de behandeling kan ont- sporen door onopgeloste emotionele problemen van de hulpverlener en beschrijft zij hoe mensen in psychi- sche nood in staat zijn onvermoede innerlijke krachten aan te boren.

 
 
 

INTRO

Niet storen biedt op toegankelijke wijze inzicht in de hulpverlening door de Riagg's* met informatie over de diagnostiek en uiteenlopende behandelingsmethoden, en voorzien van analyses en achtergronden. Het boek deed destijds veel stof opwaaien. 

Niet storen is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek waaronder de kritische vakliteratuur over de Riagg's (1987-1996), (interne) publicaties van Riagg's uit alle windstreken (1991-1996), onderzoek naar cliëntendossiers en eigen observaties als afdelingshoofd Preventie, Innovatie & Onderzoek in de Riagg Zuidoost in de Amsterdamse Bijlmer (1991-1993). Zie bronnen.

*
Afkorting van Regionale Instellingen Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg. De 59 Riagg's bestonden van 1981 tot 2000. Daarna zijn ze gefuseerd met de overige instellingen voor ggz in hun regio. De Riagg Zuidoost is opgegaan in Arkin GGZ Amsterdam.

Niet storen is gelardeerd met praktijkvoorbeelden, citaten uit de vakpers en kopstukken uit het veld. Er is gekozen voor de opname van 80 eerder geëxposeerde cartoons van eigen hand, persiflages en citaten uit de wereldliteratuur teneinde een toegankelijk boek te maken en geen zware kost.

Het boek bestaat uit drie delen. De organisatie (1) en De hulp-verlening aan volwassenen (2) beschrijven de stand van zaken in de Riagg's. In Vernieuwingen (3) laat de de auteur zien hoe het ook anders kan.
Niet storen sluit af met de ontwikkelingen in de Riagg Zuidoost na de Bijlmervliegramp van 4 oktober 1992.

In het boek reikt de auteur (potentiële) cliënten onder meer middelen aan om te zien of ze bij een bepaalde hulpverlener al dan niet in goede handen zijn. Zie voor een overzicht: Praktische info over de ggz-hulp.

Titel
De titel
Niet storen verwijst naar de geringe bereidheid van de ggz
om kritiek afkomstig van cliënten(organisaties), wetenschappelijk onderzoekers en vooruitstrevende collega’s over de behandeling serieus te nemen (en slaat niet op de privacy in de behandelkamer).

Voor het ontstaan van Niet storen klik hier.

 

 


Thema's in
Niet storen die ruim een kwart eeuw later nog steeds actueel zijn:

De gebrekkige hulp aan mensen met een (complex) trauma en daarmee samenhangend:
  
-
  de voorkeur van hulpverleners voor "gemakkelijke" cliënten,
   - hun weerstand tegen behandelingen volgens protocol,
   - hun mening dat traumabehandeling voor cliënten vaak te belastend is.
De verlammende bureaucratie.
De achterstelling van preventie van psychische problemen.
De starre 'diagnostiek' op basis van het psychiatrisch handboek DSM.
De inadequate hulp voor cliënten met een migratieachtergrond.

Wachtlijsten. Deze factoren kunnen stuk voor stuk bijdragen aan de nog immer lange wachtlijsten in de ggz. Lees hierover meer in het E-document Geen talent voor volgzaamheid. Mijn ervaring als psycholoog in de ggz elders op deze website.

___________________________________________

 
Zie ook hieronder: Hoogleraar Psychiatrie Jim van Os lijkt bijna een kwart eeuw na de publicatie van
Niet storen
veel van de kritische noten in het boek nog steeds te kunnen onderschrijven. 

 

 
 



SAMENVATTING
NIET STOREN

DEEL I: DE ORGANISATIE

 

Inleiding 
Het boek opent met een bloemlezing van artikelen door
de landelijke dagbladen waarin onder meer verslag wordt gedaan van het wetenschappelijk onderzoek door het Trimbos-instituut over het ondermaatse functioneren van de Riagg's in de jaren 1992-1996.

Het ontstaan van de Riagg's
Deel I begint met geschiedschrijving over de Riagg's. In het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw werden per regio alle reeds bestaande instellingen voor ambulante ggz, te weten het Medisch-Opvoedkundig Bureau (MOB), de Sociaal-Psychiatrische Dienst (SPD), het Instituut voor Multidisciplinaire Psychotherapie (IMP) en het Bureau voor Levens- en Gezinsvraagstukken (LGV), in Riagg's samengevoegd. Er ontstonden drie behandelafdelingen: Psychotherapie (gericht op groei en inzicht), Sociale Psychiatrie (gericht op concrete sociaal-maatschappelijk problemen) en Jeugdzorg. Aan dit conglomeraat van gevestigde instituten werden nieuwe afdelingen toegevoegd die zich gingen bezighouden met de preventie van psychische problematiek en de integratie van vernieuwingen in de traditionele hulpverlening. Zo ontstonden de Riagg's. Het doel van de fusie was om de efficiëntie te bevorderen en de samenwerking tussen de diverse disciplines te verbeteren. 

Mislukte fusie
De fusie is echter nooit goed gelukt. In plaats van samen te werken, legden de hulpverleners de nadruk op het eigen specialisme dat zij meebrachten uit de gespecialiseerde instituten waar zij oorspronkelijk vandaan kwamen. Het hulpaanbod sloot vaker aan bij de bestaande methoden en technieken dan bij de hulpvragen van de cliënt. Cliënten die niet goed binnen de bestaande methoden pasten, vielen buiten de boot. Zie ook het artikel Riagg's onder druk.

Steeds meer regels, voorschriften, procedures en protocollen
Deel I bespreekt vervolgens de vergadercultuur, het omslachtige taalgebruik, de frequente schermutselingen tussen collega's en de groepsdruk die het uitdragen van een eigen visie belet. Aan de orde komt hoe door de organisaties steeds meer en steeds strakkere regels, voorschriften, procedures, protocollen en gedragscodes worden opgesteld teneinde de conflicten en grensschermutselingen tussen collega's en afdelingen in toom te houden.

 

 



Dit heeft gevolgen voor de hulp aan cliënten: 


Waar blijft de eigen identiteit? 
Een eigen visie op de hulpverlening wordt niet aangemoedigd. Integendeel. De zorgmedewerker kan over bijna geen enkel onderwerp zelfstandig een beslissing nemen. Iedere activiteit, al is die nog zo onbeduidend, dient in uiteenlopende teams, commissies en overlegorganen met anderen besproken te worden. Wie zich onderscheidt, wordt door zijn of haar collega’s onder druk gezet om zich naar de meerderheid te voegen.
Er bestaan diverse vormen van verhulde censuur zoals ‘wegvergaderen’ van een ongewenst item of het vellen van een ‘psychiatrisch’ oordeel over een medewerker met een onwelgevallige opinie. Vrijwel niemand voelt zich nog moreel verantwoordelijk voor het geheel of staat op om een persoonlijk geluid te laten horen. Dit alles gaat uiteraard ten koste van de kwaliteit van de hulpverlening. 

Verdergaande fusies creëren onrust
Terwijl de fusie van de instituten voor ambulante geestelijke gezondheidszorg niet geslaagd genoemd kan worden, zijn er al weer verdergaande samenwerkingsverbanden met de overige instellingen voor ggz gaande. Wederom onder het motto dat de efficiëntie van de ggz hierdoor wordt bevorderd. Uit wetenschappelijk onderzoek van het Trimbos-Instituut blijkt echter dat de zorgvernieuwing veel spanning en onrust creëert, maar geen vernieuwing van de zorg.

De Riagg-taal is ondoorzichtig
In Deel I komt ook de Riagg-taal aan de orde: die is omslachtig, ondoorzichtig, onpersoonlijk en doorspekt met afkortingen; kortom ver verwijderd van concrete onderwerpen die er in de hulpverlening toe doen. De taal camoufleert het gebrek aan communicatie en visie in de Riagg’s. 

"Dubbeldenken"
Verder wordt ingegaan op het feit dat werknemers vaak tegelijkertijd meerdere functies met tegengestelde belangen vervullen en de onrust die dat in de organisatie teweegbrengt. Zoals George Orwell in zijn beroemde roman 1984 spreekt de auteur over "dubbeldenken".

 

 

 

Hulpverleners psychisch ziek van het slechte werkklimaat
In een instelling voor ggz verwacht je een sfeer van veiligheid en empathie. Uit het onderzoek van het Trimbos-instituut Aan het werk blijkt echter dat juist in de geestelijke gezondheidszorg veel werknemers door de onveilige werkomgeving - de slechte arbeidsverhoudingen, het slechte management en onverenigbare functies of opdrachten - psychische problemen hebben en opgebrand, langdurig ziek, of afgekeurd zijn. De zieke werknemers fungeren soms als zondebok voor de slechte werksfeer. De auteur geeft de Riagg Zuidoost als voorbeeld van een zieke organisatie (1, 2, 3). Ze vraagt zich af hoe hoe hulpverleners in een geestelijk ongezonde organisatie zorg kunnen dragen voor de gezondheid van hun cliënten.

Kwetsbaar
In een enquete van het Trimbos-instituut worden hulpverleners door keuringsartsen en arbeidsconsulenten "een kwetsbaar soort mensen met weinig relativeringvermogen" genoemd. Door sommige hulpverleners wordt de gevalsbespreking in het multidisciplinaire team als heel bedreigend ervaren en eventuele kritiek zeer zwaar opgenomen, aldus de geïnterviewden.

Niet storen
De enige plek waar de hulpverleners zich veilig voelen en  ongestoord hun gang kunnen gaan, is tussen de vier muren van de behandelkamer achter de gesloten deuren met de bordjes Niet storen. Daar zijn ze eigen baas. Over wat er in de behandelkamer gebeurt, vragen collega's elkaar geen verantwoording.

 

 

naar boven

 



DEEL II: DE HULPVERLENING

In deel II komt de volwassenenzorg, inclusief de ouderenzorg, aan bod. 
De jeugdzorg en de crisisdienst zijn buiten beschouwing gelaten.

Belangrijkste items in Deel II

Het psychiatrisch handboek DSM is niet geschikt voor het stellen van diagnoses

Onsamenhangende dossiers

Weinig belangstelling voor de buitenwereld als bron van psychische problemen

         - "Puzzelen": een intellectueel spel

     - Onderzoek Trimbos-instituut: de cliënt staat niet centraal

     - Waarom is het "puzzelen" zo populair?

     De gevolgen:

      - Specialistische landelijke instellingen

      - "Etnoloketten"

      - Persoonlijkheidsstoornis: zout in de wonde

      - Toedekken van trauma's

Geen verantwoording over de behandeling

Zelfoverschatting

    - De hulpverlener waant zich onmisbaar

    - De hulpverlener waant zich onfeilbaar

Gebrek aan zelfreflectie

Verstrikt in de hulpverlening

Het kan ook anders

 

Het psychiatrisch handboek DSM

De DSM is niet geschikt als diagnostisch instrument
In Deel II wordt de hulpverlening in de ambulante ggz onder de loep genomen.
Een belangrijk punt van kritiek is het gebruik van het Diagnostisch en Statistisch Handboek voor Geestesstoornissen (DSM) bij het stellen van een diagnose. 

De 'D' en de 'S' van de Manual 
De DSM is in de jaren vijftig van de vorige eeuw ontworpen om statistische informatie over bevolkingsgroepen te verzamelen: welke geestesstoornissen komen voor in dit land, in deze regio, in deze stad? Daarvoor staat de 'S' in DSM. Het handboek biedt hulp bij een snelle screening: in deze provincie komt zoveel procent angststoornissen voor, in die provincie zoveel. Hoewel het handboek Statistisch (S) én Diagnostisch (D) heet te zijn, is de DSM alleen bruikbaar voor registratiedoeleinden. De 'D' van 'Diagnostisch' stelt niet veel voor: een 'diagnose'  volgens de DSM is slechts een classificatie, een grove indeling in rubrieken aan de hand van een beschrijving van klachten en symptomen en zegt niets over de oorzaken daarvan. Om een 'diagnose' te stellen werkt de hulpverlener onder meer met een zogeheten beslisboom: via een technisch protocol - aan de hand van ingewikkelde routes van ja-neekeuzes als op een belastingformulier - deelt hij of zij klachten en problemen van mensen in rubrieken in. Een belangrijk bezwaar is ook de psychiatrische terminologie voor problemen die door mishandeling, seksueel misbruik en onderdrukking worden veroorzaakt. Zie bronnen.

Zie een persiflage op de DSM-beslisboom: Stel uw eigen diagnose...

 

 

Uitzondering: een PTSS
De DSM biedt één categorie die wel een oorzaak voor de psychische problemen geeft en dat is Posttraumatische Stressstoornis ofwel PTSS. In deze diagnose ligt de oorzaak van de problematiek al in de naam besloten: de stoornis ontstaat post, dat is na, een trauma. Bovendien bestaan voor een PTSS alom bekende en effectieve behandelingsmethoden die aansluiten op de problemen van de getraumatiseerde mensen.

"Riagnose"
De DSM geniet als diagnostisch instrument veel aanzien in de ggz. Desondanks nemen de hulpverleners het doorgaans niet zo nauw met een zorgvuldige classificatie volgens de richtlijnen van de DSM. Zij gebruiken het handboek als een soort catalogus van etiketten. Omdat er in de ggz geen sprake is van een diagnose in de zin van een 'doorweten’ of een 'doorschouwen’ van wat er met een cliënt aan de hand is, introduceert de auteur het begrip riagnose ter aanduiding van een pseudo-diagnose in de Riagg.*

 

*

Vanaf 1 januari 2008 dient aan een DSM-diagnose een standaardbehandeling te worden gekoppeld. Men spreekt over een zogeheten Diagnose Behandeling Combinatie (DBC). In haar boek Wie is er nu gek? uit 2008 legt Saar Roelofs uit welke bedenkingen ze bij de DBC heeft. 

naar boven

 


Onsamenhangende dossiers

De hulpverleners zijn verplicht de cliënt te informeren over de behandeling en alle gegevens overzichtelijk in een dossier op te nemen. Dossiers zijn instrumenten bij uitstek om na te gaan wat de hulpverlener nu eigenlijk doet tussen de vier muren van de behandelkamer achter de gesloten deuren met de bordjes Niet storen. Maar uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat dossiers in het algemeen slecht tot zeer slecht worden bijgehouden. De dossiers zijn onvindbaar, onleesbaar en onbegrijpelijk. Intakeverslagen zijn vaak rommelige documenten waarin de informatie over de cliënt onsamenhangend en fragmentarisch wordt verstrekt. De wel goed verzorgde intakeverslagen, die twee tot twaalf getypte kantjes beslaan, bevatten naast een beschrijving van de klachten een uitvoerige levensbeschrijving. Maar ook die intakeverslagen bieden geen aanknopingspunt voor de behandeling. Verder worden geen aantekeningen over het verloop van de behandeling gemaakt en wordt de behandeling noch tussentijds noch na afloop geëvalueerd. Zie bronnen: het onderzoek Riagg-dossiers nader bekeken.

 



WEINIG BELANGSTELLING VOOR DE BUITENWERELD
ALS BRON VAN PSYCHISCHE PROBLEMEN

De wereld in de cliënt i.p.v. de wereld waarin de cliënt leeft
Na het stellen van de 'diagnose' volgt een meestal ongerichte behandeling, dat wil zeggen een behandeling zonder een duidelijk behandelplan, evaluaties en een zorgvuldige dossiervoering. 

"Puzzelen": een intellectueel spel

Van de vele therapievormen is de op groei en inzicht gerichte psychotherapie favoriet. Dit is een behandeling waarin de hulpverlener de cliënt helpt diens gevoelens te ontdekken en verbanden te leggen tussen de huidige problematiek en het verleden met het oog op persoonlijke groei en inzicht. In principe kan deze vorm van therapie voor een cliënt die daar behoefte aan heeft heilzaam zijn, mits die cliënt in goede handen is. 

Een op groei en inzicht gerichte hulp wordt voornamelijk gegeven in de afdelingen Psychotherapie. In Niet storen wordt beschreven hoe zo’n therapie er in principe uit kan zien. Deze therapievorm ontaardt in de praktijk echter vaak in een vorm van gesprekshulp die de auteur "puzzelen’" noemt.

"Puzzelen" is een werkwijze die tegemoetkomt aan de behoefte van de hulpverlener om zich met een quasi Freudiaanse dieptepsychologie te onderscheiden. Aldus maken de hulpverleners van de therapie een puur intellectuele aangelegenheid, op zoek naar een vermeend verdrongen trauma in de kindertijd van de cliënt dat diens huidige problematiek zou kunnen verhelderen en tevens de nieuwsgierigheid van de hulpverlener naar het persoonlijk leven van de cliënt kan bevredigen. Daarbij is de hulpverlener geneigd de directe hulpvraag van de cliënt te negeren. Die hulpvraag heeft in de regel betrekking op actuele psychische en/of sociale problemen.

In het kielzog van de psychotherapeuten richten de meeste Riagg-hulpverleners in de afdeling Sociale Psychiatrie, die tot taak heeft zich bezig te houden met concrete sociaal-maatschappelijke problemen, zich ongeacht hun discipline – maatschappelijk werk, sociaal-psychiatrische verpleegkunde, psychologie of psychiatrie – zich ook bij voorkeur op de binnenwereld van de cliënt en hebben ze weinig belangstelling voor de buitenwereld als bron van psychische problemen. 

Lees hieronder: Waarom is het "puzzelen zo populair?

Wetenschappelijk onderzoek: de cliënt staat niet centraal
Ook uit de onderzoeken van het
Trimbos-instituut Vraag en aanbod in de Riagg, Riagg en werk en Beroep Psychotherapeut blijkt dat niet de hulpvraag van de cliënt centraal staat maar de voorkeur van de hulpverleners voor hulp aan relatief jonge, goed opgeleide, witte cliënten met vage klachten die zich verbaal goed kunnen uitdrukken. Als concrete sociaal-maatschappelijke problemen op de voorgrond staan, menen de hulpverleners dat er onvoldoende aanknopingspunten voor een behandeling zijn. Dan verloopt de behandeling ongericht en haken de cliënten in een vroeg stadium af. De onderzoekers concluderen dat de hulpvraag niet los kan worden gezien van de sociaal-maatschappelijke context en de leefsituatie van de cliënt. Zij zien het als een uitdrukkelijke taak van de Riagg om een hulpaanbod te ontwikkelen dat zich ook op die leefsituatie richt.

Cliënten en problemen die minder aandacht krijgen
Het gevolg van deze voorkeur van hulpverleners is dat er
weinig belangstelling bestaat voor de behandeling van oudere en minder goed opgeleide cliënten, mensen met een migratieachtergrond en mensen met concrete, in de buitenwereld opgelopen trauma's - of dit nu vluchtelingen, mishandelde en seksueel misbruikte mensen of slachtoffers van calamiteiten zijn. Ook voor de relatie tussen lichaamsbeleving en psychosociaal functioneren is weinig aandacht. Evenmin voor seksualiteit en overmatig gebruik van alcohol en/of kalmeringsmiddelen.*

* Zie ook Saar Roelofs' tijdschriftartikel: Angst: oorzaak en gevolg van overmatig alcoholgebruik over de complexe wisselwerking tussen afhankelijkheid van alcohol en angst.

naar boven

Waarom is het "puzzelen" zo populair? 

1. Status
Verschillen in behandelingsmethoden blijken gepaard te gaan met een verschillen in status. Als ongeschreven regel geldt dat een hulpverlener (m/v) veel aanzien geniet wanneer zijn of haar werkwijze gericht is op innerlijke psychische conflicten en het verleden van de cliënt; wanneer zijn/haar rol als deskundige zwaar weegt; en wanneer zijn/haar cliënt wit, jong en goed opgeleid is en vage problemen heeft, zonder opvallende sociaal-maatschappelijke en actuele klachten. In de Amerikaanse vakliteratuur spreekt men van YAVIS-cliënten. YAVIS staat voor Young, Attractive, Verbal, Intelligent en Succesful. Van alle medewerkers in de Riagg’s genieten de psychotherapeuten met hun traditionele, diepgravende verbale therapieën voor jonge, goed opgeleide witte cliënten met vage klachten dan ook het meeste aanzien. Een therapie die - zoals gezegd - veelal ontaardt in "puzzelen".

2. Afdalen in het onderbewuste is leuk, klachtgerichte, methodische hulp is saai
De hulpverleners in de afdeling Sociale Psychiatrie willen niet alleen de doeners zijn die bij concrete problemen, wanneer de psychotherapeuten het laten afweten, de handen uit de mouwen moeten steken. Zij willen ook afdalen in het onderbewustzijn van hun cliënt. Ze willen evenals de psychotherapeuten "puzzelen". Daarvoor hebben ze een dermate grote voorkeur dat ze dat het liefst bij iedere cliënt doen. Er is in alle behandelafdelingen dan ook zelden sprake van concrete, klachtgerichte behandelingen die cliënten relatief snel op de been zouden kunnen helpen. Bij de behandeling van een PTSS, bijvoorbeeld, dient de hulpverlener de cliënt geleidelijk met de traumatische herinneringen te confronteren. Daarvoor is geduld nodig, een methodische aanpak waarbij de hulpverlener de cliënt systematisch, stapje voor stapje, begeleidt om zijn of haar psychische problematiek om te buigen in gezonder gedrag. Dat prikkelt de nieuwsgierigheid van de hulpverleners onvoldoende. Dat boeit hen niet genoeg.

3. De macht van het geheim
Een derde reden waarom de hulpverleners de voorkeur geven aan een "puzzeltherapie" boven een op de concrete, actuele problemen van de cliënt gerichte behandeling is de behoefte aan macht. Door de nadruk te leggen op ongrijpbare innerlijke processen - op innerlijke conflicten en onbewuste verbanden - creëren de hulpverleners een afstand tussen zichzelf en de cliënt en maken ze van de hulpverlening iets geheimzinnigs. Zij maken van zichzelf gezaghebbende deskundigen met macht die de cliënt 'doorzien', 
en van de cliënten personen die afhankelijk zijn van hun kennis, inzicht en bereidheid om uitleg te geven.


 

 

Ontdekkende therapie

In Niet storen pleit de auteur voor psychotherapie als een gezamenlijke ontdekkingsreis tussen hulpverlener en clnt. Tijdens die reis laat de hulpverlener de cliënt vrij om zijn verhaal, zoals hij dat beleeft, te vertellen. De diagnose berust op de verkenning van het levensverhaal.
Gedurende het gehele hulpverleningsproces geeft de cliënt aan wat hij wil bespreken en in welk tempo. De hulpverlener volgt de cliënt hierin. Tussen de hulpverlener en de cliënt bestaat een maximale openheid. De hulpverlener geeft zijn visie op de problematiek van de cliënt en formuleert hypothesen. Die kan de cliënt verwerpen of hij kan erover nadenken. Hiermee wint de beeldvorming ten aanzien van de problematiek van de cliënt aan accuratesse.

Lees de passage uit Niet storen (1997): Ontdekkende therapie: een gezamenlijke ontdekkingsreis


 

Een persoonlijke diagnostiek

In zijn boek De DSM-5 voorbij! stelt psychiater Jim van Os dat het met de DSM vaak niet lukt om de specifieke problematiek van individuele cliënten boven water te krijgen. Cliënten met ernstige problematiek blijven daardoor vaak in de kou staan. Hij pleit voor een persoonlijke diagnostiek waarbij de cliënt zijn eigen diagnostische data verzamelt en meeneemt naar de hulpverlener. Dat betekent: zelfrapportage door de cliënt.

Jim van Os. De DSM-5 voorbij! Persoonlijke diagnostiek in een nieuwe ggz. Bohn Stafleu van Loghum. 2017.

naar boven

De gevolgen

Specialistische landelijke instellingen 
Specialistische instellingen als het Instituut voor Psychotrauma, Stichting Centrum ’45 en het Sinaï Centrum zijn de leemten die de Riagg's het gebied van traumabehandeling achterlieten, gaan opvullen. 

'Etnoloketten'
De voorkeur voor de behandeling van cliënten met een Nederlandse achtergrond leidt tot wat Riagg-psychiater Sterman in zijn boek 'etnoloketten' noemt, dat zijn aparte secties in de Riagg die zich bezighouden met hulp voor en door mensen met een migratieachtergrond. Sterman waarschuwt voor een nieuwe vorm van 'apartheid'. Zie bronnen: Een olijfboom op de ijsberg (1996). 

 


Persoonlijheidsstoornis: zout in de wonde
Wanneer bij een cliënt sprake is van problemen die het gevolg zijn van expliciete, in heden of verleden opgelopen trauma's, wordt dan ook zelden de DSM-diagnose PTSS (een goed te behandelen stoornis die ontstaat na een trauma) gesteld. Meestal is dat de DSM-diagnose Persoonlijkheidsstoornis. Een persoonlijkheidstoornis is in termen van de DSM een duurzaam, star gedragspatroon dat nauwelijks voor verandering vatbaar is en de 'persoonlijkheid' of het 'karakter' van de cliënt vertegenwoordigt. Zo kan het gebeuren dat seksueel misbruikte of verkrachte mensen als 'diagnose' een van de Persoonlijk- heidsstoornissen uit de DSM krijgen. In deze visie is een persoon die het slachtoffer is van misbruik of een verkrachting abnormaal. En dat is voor de cliënt zout in de wonde.

Toedekken van trauma's
Hulpverleners spitten graag in het onbewuste van hun cliënt op zoek naar eventuele, diep begraven trauma’s. Maar trauma’s die de cliënt zelf aandraagt - zoals mishandeling, verkrachting, seksueel misbruik, oorlogservaringen of verkeersongevallen - krijgen in de regel weinig aandacht.
In dergelijke gevallen schakelt de hulpverlener vaak over op het zogeheten 'toedekken'. Met 'toedekken' probeert hij of zij pijnlijke of schokkende ervaringen van de cliënt onder de oppervlakte te houden of uit het bewustzijn te weren omdat de psychische draagkracht van de cliënt om de traumatische gebeurtenis te verwerken te gering zou zijn; omdat de cliënt de herinneringen niet aan zou kunnen en depressief, suïcidaal of psychotisch zou worden.*

*In haar boek Wie is er nu gek? (Scriptum, 2008) laat Saar Roelofs zien dat de gangbare scheidslijn tussen de 'gezonde' hulpverlener en de 'zieke' cliënt soms heel dun is. Zo legt ze uit dat het 'toedekken' van trauma's vaak niet is gericht op het welzijn van de cliënt maar op het toedekken van de angst van de hulpverlener voor de traumatische ervaringen van de cliënt. Ook weren hulpverleners klachten van hun cliënt af wanneer deze raken aan hun eigen onverwerkte emotionele problemen. In deze gevallen is sprake van tegenoverdracht, d.w.z. van emotionele blokkades van de hulpverlener die een goede hulp in de weg kunnen staan.   
Zie passages uit deel 2 van Wie is er nu gek?: De therapeut op de divan. 


         Hulpverlener (r), bang voor het trauma van de cliënt

Pappen en nathouden
Na het toedekken van de trauma's van de cliënt gaan de hulpverleners veelal over op het zogeheten steunen en structureren. Wanneer deze methode goed wordt toegepast, brengt de hulpverlener helderheid in het dagelijks functioneren van de cliënt, probeert hij of zij orde te scheppen in diens gedachten en gevoelens en stimuleert hij/zij de cliënt met klachtgerichte technieken en oefeningen tot een actieve aanpak van de problemen. Het steunen en structureren verwordt echter niet zelden tot pappen en nathouden, tot het geven van allerhande verklaringen, adviezen en kant-en-klare recepten zonder dat daar oefeningen of trainingen mee gepaard gaan.

Ongewenste cliënten
Uit het onderzoek Afhaken als oplossing blijkt dat bijna alle hulpverleners menen dat zij regelmatig met cliënten worden opgezadeld met wie ze niets kunnen en ook niets willen. Zij vinden dat veel cliënten niet geschikt zijn voor hun behandelingsmethoden. Ze zijn geneigd om zogeheten "lastige cliënten" zodanig te behandelen dat deze zelf al in een vroeg stadium afhaken. In de Riagg Zuidoost sprak men in dit geval over een "oprotcontact".  

naar boven



Geen verantwoording over de behandeling

In de interdisciplinaire teambesprekingen dient de voortgang van de behandelingen besproken te worden, dienen de hulpverleners hun werkwijze toe te lichten en elkaar te raadplegen. In de praktijk is er van een dergelijke uitwisseling zelden sprake. Ook ontaardt een teambespreking nogal eens in geroddel over het gedrag en uiterlijk van een cliënt.

 


 

ZELFOVERSCHATTING

De hulpverlener waant zich onmisbaar
De hulpverleners zijn geneigd zichzelf een centrale rol in het leven van de cliënt toe te schrijven. Ze zien hun cliënten niet zelden als hulpeloos en onmondig, en vinden het soms moeilijk om zich voor te stellen dat de cliënt een eigen leven heeft - los van de hulpverlening; dat hij/zij zelf beslissingen neemt.

In haar boek Wie is er nu gek? (Scriptum, 2008) laat Saar Roelofs aan de hand van uiteenlopende praktijkvoorbeelden zien dat mensen in psychische nood - ook zonder tussenkomst van hulpverleners - in staat zijn onvermoede innerlijke krachten aan te boren. Zie deel 3: De veerkracht van de hulpvrager.

Wanneer een cliënt besluit de behandeling te verbreken, roept dit bij de hulpverlener nogal wat emoties op. Een citaat uit het hierboven aangehaalde onderzoek Afhaken als oplossing:

"De cliënt die afhaakt zonder overleg en zonder instemming, beantwoordt niet aan de verwachting van de hulpverlener. Bovendien trekken zij de regie van de hulpverleningsrelatie helemaal naar zich toe door deze te verbreken. Protest tegen de machtsverschuiving is bij de bespreking daarvan met hulpverleners dan ook voelbaar.” 

 



Afhankelijke hulpverlener


De hulpverlener waant zich onfeilbaar
De hulpverleners menen in de regel dat ze geen fouten kunnen maken. Wanneer een cliënt ontevreden over een behandeling is, wordt zijn/haar klacht in de regel niet serieus genomen maar psychiatrisch geduid. Dan vindt de hulpverlener dat er sprake is van bijvoorbeeld 'overdracht', 'ageren', 'een dominante persoonlijkheid', 'onverwerkte agressie' of 'een aanklagende houding'. Volgens de hulpverlener is de onvrede van de cliënt vaak een onderdeel van de problemen waarvoor hij/zij in therapie kwam. De hulpverlener kan ook menen dat er – in plaats van ontevredenheid over de behandeling – sprake is van 'weerstand'. 'Weerstand’ is een blokkade in de therapie die voortkomt uit de angst van de cliënt dat er pijnlijke gevoelens worden losgemaakt. Een ontevreden cliënt die het hulpverleningsjargon niet kent, staat machteloos tegenover dergelijke interpretaties van zijn of haar klachten: of een bepaald gedrag voortspruit uit onbewuste motieven, is noch te bewijzen noch te weerleggen. De cliënt kan er niets tegen inbrengen. Zo heeft de hulpverlener altijd gelijk. De klachten over de hulpverlening keren bij de cliënt terug als een boemerang.

Lees verder de passage uit Niet storen: De ggz-hulpverlener waant zich vaak onfeilbaar

naar boven


 

GEBREK AAN ZELFREFLECTIE

In Deel II komt ook het onvermogen van veel hulpverleners en organisaties om met feedback van collega's, (cliënten)organisaties en de kritische vakliteratuur om te gaan aan bod. In de ggz is men geneigd die feedback naast zich neer te leggen of te weerspreken. Opvallend is dat men daarbij geen inhoudelijke, professionele argumenten gebruikt maar negatieve waardeoordelen uitspreekt zonder die met argumenten te onderbouwen. Zo werd dr. Ad Beenackers, die onderzoek deed naar de ondeugdelijke dossiervoering in de Riagg’s, door GGZ Nederland beschuldigd van “kromme redeneringen en gebrek aan kennis” op basis waarvan hij probeerde “de hele Riagg-sector onderuit te halen”. Een dergelijk gebrek aan zelfreflectie is schadelijk voor de geestelijke gezondheid. Dat in een sector waar je geestelijke gezondheid van de werknemers juist zou verwachten.

 


 

VERSTRIKT IN DE HULPVERLENING

Kritische rapporten van cliëntenorganisaties laten zien dat veel cliënten teleurgesteld zijn in de hulpverlening. Niet iedere teleurgestelde cliënt weet echter de weg naar de cliëntenorganisaties te vinden. Zij komen klem te zitten. In Niet storen laat Saar Roelofs zien hoe de cliënt in de hulpverlening verstrikt kan raken en welke consequenties dat heeft.

Zie passage uit Niet storen: Verstrikt in de hulpverlening.

 


 

HET KAN OOK ANDERS

In Niet storen laat de auteur zien hoe het ook anders kan. 

Zie: Webpagina met links naar passages uit Niet storen met praktische info over de ggz-hulp zoals

Een heldere dossiervoering  

De behandeling van een PTSS

Klachtgerichte oefenprogramma's voor psychosomatische klachten, fobieën, sociale angst en irrationele denkgewoontes

Therapie als een gezamenlijke ontdekkingsreis van hulpverlener en cliënt.

In Deel III van Niet storen worden diverse innovatieprojecten beschreven, o.a. voor vluchtelingen, vrouwen, cliënten met een migratieachtergrond en mensen met arbeidsgerelateerde problematiek. Klik naar twee voorbeelden:

Vluchtelingenhulp: een voorstel tot innovatie

Vrouwenhulpverlening, een vorm van hulpverlening waarin de hulpvraag van de cliënt, een respectvolle bejegening en samenwerking tussen hulpverlener en cliënt centraal staan. Op de webpagina Mijn ervaring als psycholoog in de ggz elders op deze website staat een compilatie van een paar passages uit Niet storen over de Vrouwenhulpverlening).

Zie ook Deel 3 uit het boek Wie is er nu gek? (2008)

De veerkracht van de hulpvrager.

 


 

Een kwart eeuw later

Bijna 25 jaar na de publicatie van Niet storen is er in de ggz weinig veranderd. 
In het boek We zijn God niet. Pleidooi voor een nieuwe psychiatrie van samenwerking (2021) concludeert hoogleraar Psychiatrie Jim van Os in een overzicht van zijn loopbaan als psychiater (pag. 197) dat: 

"er maar matig geluisterd wordt naar de hulpvrager; dat de behoeften van de persoon vaak op andere vlakken liggen dan wat professionals belangrijk vinden, veelal vanuit hun opleiding; dat er beperkt ruimte is voor menselijke steun of voor het nemen van risico's; dat er weinig tijd is; dat veel professionals je bekijken door de bril van pseudokennis waarop ze niet willen reflecteren; dat je niet het type behandeling kunt kiezen dat je wilt; dat medicatie en diagnoses wel worden opgebouwd c.q. worden opgeplakt, maar nooit worden afgebouwd c.q afgenomen; dat de ggz zegt dat je 'uitbehandeld' of 'te complex' bent; dat er geen ruimte is voor alternatieve verklaringsmodellen en benaderingen."

Anno 2021 lijkt Van Os dus veel van de kritische noten in Niet storen nog steeds te kunnen onderschrijven. 

De twee auteurs* van We zijn God niet bepleiten in hun boek een intensieve samenwerking tussen cliënt en hulpverlener.

* Myrrhe van Spronsen en Jim van Os (2021). We zijn God niet. Pleidooi voor een nieuwe psychiatrie van samenwerking. Amsterdam en Leuven: Uitgeverij LannooCampus. 

 

naar boven


 

DEEL III: VERNIEUWINGEN 

Preventie, Innovatie & Onderzoek

Hulp aan mensen met concrete sociaal-maatschappelijke problemen

In Deel III wordt aandacht besteed aan vernieuwingen door vooruitstrevende afdelingen in de Riagg's, de afdelingen Preventie, Innovatie & Onderzoek. Die afdelingen benadrukken dat behalve aan innerlijke psychische processen óók aandacht moet worden besteed aan de sociaal-maatschappelijke factoren die hebben bijgedragen aan het ontstaan en de instandhouding van de psychische problemen; dat er niet alleen aandacht moet worden besteed aan de wereld die in de cliënt leeft, maar ook aan de wereld waarin hij of zij leeft. Tot hun taken behoren:  

1) De opzet van nieuwe hulpverleningsprogramma's die gericht zijn op concrete, sociaal-maatschappelijke problemen van cliënten. Zo ontwerpen zij programma's voor mensen met arbeidsgerelateerde problemen, vluchtelingen, ouderen en getraumatiseerde vrouwen en meisjes. Daarvoor is samenwerking met de behandelafdelingen nodig.

2) De preventie van psychische problemen bij kwetsbare groepen in de samenleving zoals mensen met een migratieachtergrond, vluchtelingen, ouderen, arbeidsongeschikten en chronisch psychiatrische patiënten. Preventiewerkzaamheden zijn erop gericht de zelfredzaamheid van deze groepen te vergroten zodat ze het niet op een behandeling hoeven laten aankomen. Deze projecten worden door de Preventieafdelingen zelfstandig uitgevoerd.

In Deel III worden diverse preventie- en innovatieprojecten beschreven, o.a. voor vluchtelingen, vrouwen, cliënten met een migratieachtergrond en mensen met arbeidsgerelateerde problematiek. Zie de eerder genoemde voorbeelden: Vrouwenhulpverlening en Vluchtelingenhulp: een voorstel tot innovatie.

Lees meer passages uit Niet storen over potentiële verbeteringen in de ggz op de webpagina PRaktische info over  de ggz hulp

Voor een voorbeeld wat een afdeling Preventie, Innovatie & Onderzoek zoal doet, zie 
De taken van de afdeling Preventie, Innovatie & Onderzoek in de Riagg Zuidoost 
op de webpagina Mijn ervaring als psycholoog in de ggz.

 

Vernieuwing van de hulp en preventie worden niet serieus genomen

Wegens weerstand daartegen komen de innovatie- en preventieprojecten van de medewerkers uit de afdelingen Preventie, Innovatie & Onderzoek (doorgaans kortweg 'preventie' genoemd) niet van de grond. Hun werk wordt meestal niet serieus genomen. De hulpverleners hebben immers een voorkeur voor cliënten met vage klachten en voor "puzzelen" als hulpverleningsmethode.

De hoogleraar Preventieve geestelijke gezondheidszorg, Clemens Hosman, merkt in 1996 op: 

"De gevestigde machten binnen de geestelijke gezondheidszorg hebben helaas weinig boodschap aan preventie, ze bezien die niet zelden met enig dédain". 
(Zie bronnen: Preventie in de knel door fusies)

 

   


Er dreigt dan ook een exodus van medewerkers uit de afdelingen Preventie, Innovatie & Onderzoek
(zie bronnen: GGZ-preventie. Een verslag van een conferentie.)

 

naar boven

 

Enter EN 

For an English description of the events in the outpatient mental health care around the Bijlmer Disaster see: 
R
acial discrimination in the mental health care after the Bijlmer airplane crash.


In het laatste hoofdstuk van Deel III wordt aandacht besteed aan de ontwikkelingen in de Riagg Zuidoost na de Bijlmervliegramp (bronnen).

Op 4 oktober 1992 stort een El Al Boeing neer op de flats Groeneveen en Klein-Kruitberg in het hartje van de Amsterdamse Bijlmermeer. Er vallen 43 doden. Vele ooggetuigen en nabestaanden zijn ernstig getraumatiseerd. De Riagg Zuidoost bevindt zich op een steenworp afstand van de rampplek en biedt hulp aan de rampslachtoffers. 

84% van de slachtoffers heeft een migratieachtergrond.

Kort na de ramp: een metamorfose
Na de ramp is er sprake van een metamorfose in de gangbare hulpverlening. De Riagg verandert  van een gesloten en bureaucratische organisatie in een open en slagvaardige instelling waar - in tegenstelling tot de gangbare praktijk - de hulpvraag van de cliënt centraal staat. Er is onder het Riagg-personeel sprake van empathie met de rampslachtoffers en van een collectieve inzet waaraan geen reglement, strategie of organisatieadviseur te pas komt. 

De directeur van het Instituut voor Psychotrauma, Carlo Mittendorff, wordt binnengehaald om bijscholing te geven over de preventie en behandeling van een Posttraumatische Stressstoornis (PTSS). Door het management wordt unaniem een nieuw door de afdeling Preventie, Innovatie en Onderzoek opgesteld migrantenbeleid aangenomen: in alle behandelafdelingen zullen meer hulpverleners met een migratieachtergrond in vaste dienst worden aangenomen en zal de hulp aan migranten worden verbeterd.

Er worden hulpverleners met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond tijdelijk in dienst genomen teneinde aan te sluiten bij de cultuur van de voornamelijk zwarte rampslachtoffers. 

Wegens haar expertise op het gebied van voorlichting, preventie en migrantenhulpverlening levert de afdeling Preventie, Innovatie & Onderzoek een substantiële bijdrage aan de opzet en uitvoering van de ramphulpverlening.

Terugkeer naar de oude werkwijze

De metamorfose is echter van korte duur. Een aantal maanden na de ramp is de behoefte aan "terug naar normaal" groter dan de behoefte om de verworvenheden van het moment een plaats te geven in de gangbare Riagg-praktijk. De hulpverleners trekken zich weer terug tussen de vier muren van de behandelkamers met de bordjes Niet storen met hun voorkeur voor de behandeling van jonge, witte, goed opgeleide cliënten met vage klachten. De organisatie sluit zich.  

Rassendiscriminatie. Terwijl het afdelingshoofd Psychotherapie in de media goede sier maakt met de hulp aan de voornamelijk zwarte slachtoffers van de ramp, geeft zijn afdeling binnenshuis blijk van een onverbloemde rassendiscriminatie: de psychotherapeuten zijn bang dat zij wegens het nieuwe migrantenbeleid verplicht zouden worden om zwarte mensen als collega of cliënt aan te nemen en dat wilden ze niet. Daarop trekt de directeur het eerder unaniem aangenomen migrantenbeleid in en noemt het een "discussiestuk".

Zie de complete tekst uit Niet storen
De Riagg na de Bijlmervliegramp: een metamorfose

 

Zie ook Saar Roelofs' Ervaring als psycholoog in de ggz > Afdelingshoofd Riagg Zuidoost >
Verzoek om artikel over de hulp na de ramp
e.v. 

 

   De gevolgen voor de slachtoffers van de Bijlmervliegramp

Anno 1999 nog steeds veel mensen met PTSS
In 1998-1999 vond een Parlementaire Enquête plaats over de toedracht rond de Bijlmerramp. In haar eindrapport schreef de enquêtecommissie:

"...dat er in 1998 nog zeker 100 mensen rondlopen met een Posttraumatisch Stress-stoornis en hieraan gerelateerde klachten, die een gevolg zijn van de Bijlmerramp."

"...dat de psychische nazorg op een aantal punten tekort is geschoten."

Een beladen vlucht. Eindrapport Bijlmer Enquête. Sdu Uitgevers, Den Haag, 1999.

                          Desondanks hoopvol                           

Desondanks eindigt Niet storen hoopvol. Met de hulp aan de rampslachtoffers liep de Riagg Zuidoost anno 1992 spontaan vooruit op de alom aanbevolen ontwikkelingen in de ggz, waarin de behoefte van de cliënt centraal staat en niet die van de hulpverlener of organisatie. Niet storen eindigt met de vraag of het mogelijk is die positieve krachten opnieuw te mobiliseren.  

                                                                      naar boven

 


N.B. © Op tekst en cartoons rusten auteursrechten

De website www.saarroelofs.nl is als digitaal erfgoed geselecteerd voor opname in het webarchief van de Koninklijke Bibliotheek (KB), de nationale bibliotheek.

 

Recensies

Interviews

Reacties van kopstukken uit het veld

Reacties van (ex)cliënten

Negatieve reacties

 

RECENSIES

"Evenwichtige verdeling tussen diepgaande en luchtige items." "Pakkende cartoons."
"Het boek gaat in feite over zelfin- genomenheid en opportunisme van hulpverleners." Tijdschrift voor Psychiatrie, 40, 1998, D.P. Ravelli. 

"Roelofs' bezwaren sluiten aan bij de kritiek die de laatste tijd vaak klinkt." 
"Een boek met een ontegenzeglijke kracht." Zorg en Welzijn, 2 mei 1997, Lucie Th. Vermij. 

"Een boek dat er niet om liegt. Een levendige beschrijving van hoe het er in de RIAGGs aan toegaat. De moeite van het lezen waard."  Opzij, juni 1997, Margot Minjon.

"Herkenbaar. Roelofs beschrijft niet alleen wat er mis is, maar ook hoe het beter kan." Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, november 1997, J.H. Hoogeveen.

"Niet storen laat op indringende wijze  zien hoe de hulpverleners vastlopen in de fuik van het overleg, Orwelliaanse taal spreken en de patiënt in de kou laten staan. Maar geen loodzwaar boek omdat de kritiek met een knipoog en een kwinkslag is verwoord. Een eye-opener voor iedereen die werkzaam is in de GGZ." Modern Medicine, augustus 1997.

"Een gevarieerd en aantrekkelijk werk.dat belangrijke vragen stelt." "Een opbouwend boek, verplichte kost voor alle GGZ-hulpverleners, klanten, financiers en controleurs." "Hopelijk gaan cliënten aan hun hulpverlener nu lastige vragen stellen over hun diagnose." Amsterdamse Patiënten Krant, oktober 1997.

"Saar Roelofs legt trefzeker de vinger op de zere plek." "Tachtig pakkende prenten." "Nuttig voor wie in behandeling gaat." Bulletin Cliëntenbond in de GGZ, maart 1997.

"Ook wanneer je nog nooit een voet in een Riagg hebt gezet, is het een heerlijk leesbaar boek dat wederom kanttekeningen zet bij de Riagg's die sinds hun oprichting in 1982 veel kritiek oogsten." Caleidokrant, december 1997.

naar boven

 

 INTERVIEWS 

De tv-actualiteitenrubriek EenVandaag wijdt een 10 minuten special aan Niet storen en noemt het "een treffend en geestig boek". Marc Schrikkema, 12 juli 1997.

De Groene Amsterdammer interviewt de auteur en benadert vervolgens professionals in het veld die Niet storen onderschrijven. Eveline Brandt 14 mei 1997.

"Lekker peuteren in het verleden."  Maurits Schmidt, Het Parool, 27 maart 1997.

"De Riaggs': zijn ze wel zo gezond voor de geest?" Sandra van der Werd & Lucia Kooiman, Cliëntenbond in de GGZ, maart 1999.

naar boven

 

 KOPSTUKKEN uit het veld

"De wijze waarop in de GGZ de praktijk wordt beoefend is zeer verontrustend. Niet storen beschrijft die processen haarfijn." 
"Uitstekende beschrijvingen van de doodlopende wegen die hulpverleners met elkaar menen te moeten kiezen."
"De omslag van hulpverlenergericht naar cliëntgericht lijk maar niet te kunnen worden gemaakt."

Uit een brief van 
Jos H. Dijkhuis, emeritus hoogleraar Klinische psychologie & Psychotherapie en directeur van het Nationaal Fonds Geestelijke Volksgezondheid, aan de auteur dd.14 mei 1998.

"Kijk eens hoe verassend actueel de beschrijvingen van Saar Roelofs zijn over de problemen met de riaggs in de jaren 90!" Frits Bosch, psycholoog en auteur van Help, de Psycholoog verzuipt, op X, 21 juni 2022..

"Zoals u schrijft, zo is het!  De cartoons zetten scherpe puntjes op de i." 
"Verplichte kost voor voor besturen van Riagg's, de Inspectie, het ministerie van VWS."
"De ziekte der ontkenning is de belangrijkste oorzaak van het slechte functioneren van de GGZ."
Uit een brief van Dr. E. Dekker (Beleidsmedewerker ministerie VWS) aan de auteur.

"Ik heb Niet storen met een stroom van momenten van herkenning gelezen. De GGZ heeft mensen zoals u nodig die de moed hebben om open en zonder omwegen processen van schijnhulpverlening bloot te leggen."
Uit een brief van Peter van Overmeir (afdelingshoofd Volwassenzorg Riagg Gooi en Vechtstreek) aan de auteur.

"Een prachtig boek." Uit een brief van dr. Ad Beenackers. (wetenschappelijk onderzoeker naar Riagg-dossiers, medewerker Riagg Gooi- en Vechtstraak)

"Ik heb genoten van het boek."
Prof. dr. Berthold Gersons (hoogleraar Psychiatrie AMC) mondelinge mededeling, 1997.

Het Ambulatorium (centrum ambulante geestelijke gezondheidszorg) van de Universiteit van Utrecht koopt tien cartoons aan.

Niet storen wordt opgenomen in het curriculum van de Postdoctorale opleiding Psychotherapie voor Centraal Nederland.

naar boven

 

'SAMIZDAD'

Uit opmerkingen van medewerkers in de ggz bleek dat Niet storen ook de status van 'samizdad' had, het Russische woord voor in de communistische Sovjet-Unie verboden literatuur die ondergronds van hand tot hand ging. De medewerkers onderschreven de kritiek in Niet storen maar durfden daar niet openlijk voor uit te komen.

 

REACTIES VAN (EX)CLIËNTEN

De auteur ontvangt nog tenminste tien jaar na publicatie van Niet storen brieven en e-mails van (ex)cliënten in de GGZ die zich in het boek herkennen en er zich erdoor gesteund voelen. Hieronder een selectie.

"Nadat ik een interview met u op t.v. had gezien, heb ik uw boek Niet storen aangeschaft en in één ruk uitgelezen. Voor mij betekent dit boek veel, want ik ben als cliënt in de geestelijke gezondheidszorg precies die dingen tegengekomen die u beschrijft (en niet alleen bij de Riagg!). Iedere keer als ik mijn kritiek op de gang van zaken uitte, werd dat (zoals u ook beschrijft) door de hulpverleners gebombardeerd tot deel van mijn probleem. Álle problemen werden teruggevoerd tot de relatie met mijn ouders (tunnelvisie). Ik stootte keer op keer mijn neus tegen een muur van dogmatisme, onwetendheid en tactloze uitspraken. Op een gegeven moment was ik het strijden moe. Ik ben opgestapt. Inmiddels was ik bijna echt gaan geloven dat wat ik van de dingen vond, deel van mijn probleem was (de druk die uitgeoefend werd was heel groot). Na het lezen van uw boek wist ik zeker dat ik wel kan vertrouwen op mijn eigen waarnemingen, visie en beoordelingsvermogen. Bedankt voor het boek. Ik heb ondanks de woede die weer bovenkwam erg gelachen bij het lezen. Ik heb zo een aantal ervaringen beter kunnen verwerken en heb het idee vast kunnen houden dat ik echt niet gek was dat ik bepaalde dingen die in de behandeling gebeurden belachelijk vond."  

"Ik heb vele wanhopige momenten gekend onder de "vleugels" van hulpverleners die mij echt onmenselijk behandelden. Uw boek heeft me zo goed gedaan! Eindelijk iemand die het zegt!"

"Ik heb hele slechte ervaringen met de Riagg. Ik werd er alleen maar beroerder van. Toen ik een interview met u las, dacht ik: kon ik maar met haar praten."

"De inhoud van uw boek is een getrouwe weergave van hoe chaotisch het er m.b.t. de kwaliteit van de behandeling en de dossiers aan toegaat."

"Mijn hulpverlener zag mijn PTSS aan voor een persoonlijkheidsstoornis. Daarin was ze heel koppig. Ik raakte 
- zoals u schrijft - verstrikt in de hulpverlening. Uw boek heeft mij erg geholpen om mij van haar los te maken."

"Zeer herkenbare boeken Wie is er nu gek en Niet storen! Jaren later nog steeds helaas zeer actueel!"

naar boven

 

NEGATIEVE REACTIES

"Een dom boek." Psy, uitgave van GGZ Nederland, Maria van Rooijen, 27 april 1997.

"Een sluwe ontmaskering van een stalinistisch systeem", "doordrenkt van giftig zuur". Riagg-medewerker Jaap van der Stel in Tijdschrift voor de Sociale Sector, juni 1997.

"Borrelpraat die een droge mond en een kater achterlaat." Sociale Psychiatrie, oktober 1997

Aldert Schipper, co-auteur van Religie in therapie (1990), misleidt de lezers van Dagblad Trouw door een paar cartoons uit Niet storen te beschrijven alsof het passages uit de lopende tekst betreft. Hij vervolgt dat er óók nog cartoons in het boek staan. Schipper besluit dat Saar Roelofs "een bedroefde therapeute" is. Trouw, 11 april 1997.

 

naar boven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

     

selectie van DE 135  

BRONNEN

 BIJ NIET STOREN

 

naar boven

 
 

KRITISCHE VAKLITERATUUR

DE PERS: COMMON KNOWLEDGE

 

In de jaren 1992 t/m 1996 verschijnt de ene na het ander kritische publicatie over de Riagg's waaronder vijf onderzoeksrapporten van het Trimbos-instituut. De publicaties behandelen onder meer de geringe animo van de hulpverleners om zich met de concrete problemen van de cliënt bezig te houden, de onwil om cliënten met een migratieachtergrond te behandelen, de ongerichte behandelingen, de ondeugdelijke dossiervoering, de ontevredenheid van de cliënten, de arrogantie van de hulpverleners, de verregaande bureaucratie en het wegwuiven van kritiek. 

Kritische onderzoeksrapporten van het Trimbos-instituut (1992-1995)

Bijl, R. en F. Lemmens (1993). Aan het werk. Een verkennend onderzoek naar gezondheidsrisico’s, arbeidsongeschiktheid en reïntegratie van werknemers in de geestelijke gezondheidszorg. Utrecht: Trimbos-instituut).
-
Juist in de geestelijke gezondheidszorg zijn veel werknemers wegens psychische problemen langdurig ziek of afgekeurd. Belangrijkste reden: slechte arbeidsverhoudingen. Zieke en voormalige werknemers hebben vaak kritiek op de behandelvisie. Zij fungeren als zondebok voor de slechte werksfeer. Tot de ziekmakende factoren behoort o.m. een gebrek aan relativeringsvermogen.

Bijl, R.V., C.G.L. van Deursen, A. van Gageldonk en R.W.M. Gründemann (1994). Riagg en werk. Omvang, aard en behandeling van arbeidsgebonden problemen bij Riagg-cliënten. Utrecht: Trimbos-instituut).  
- Bij 81% van de werkende cliënten is sprake van arbeidsgebonden problematiek. Die komen in de hulpverlening niet of onvoldoende aan de orde terwijl hieraan van de kant van de cliënten wel behoefte is. Riagg-hulpverleners hebben weinig belangstelling voor de arbeidsproblemen van hun cliënten. Zij hebben te eenzijdig aandacht voor puur intrapsychische processen en zijn niet in staat bij arbeidsgebonden problemen praktijkgerichte hulpverleningstechnieken toe te passen.

Hutschemaekers, G., W. Brunenberg en H. Spek (1993). Beroep psychotherapeut. Een verkennend onderzoek naar persoon, werk en werkplek van de psychotherapeut in Nederland. Utrecht: Trimbos-instituut).
-
Zogenaamd ‘leuke’ cliënten, dat zijn goed opgeleide cliënten met vage problemen, komen eerder in aanmerking voor psychotherapie dan minder goed opgeleide cliënten met concrete, actuele in de buitenwereld opgelopen psychische problemen. De psychotherapie moet beter worden afgestemd op de hulpvraag van bredere groepen cliënten.

Sande, R. van der, F. Hoof en G. Hutschemaekers (1992). Vraag en aanbod in de Riagg. Een praktijkstudie van de Riagg-zorg voor volwassenen. Een grootschalig onderzoek vanhet Nederlands centrum Geestelijke volksgezondheid (thans Trimbos-instituut)
Het hulpaanbod van de Riagg's dient beter afgestemd te worden op de hulpvraag van de cliënt. Die hulpvraag kan niet los worden gezien van de sociaal-maatschappelijke context en de leefsituatie van de cliënt. Het is dan ook een uitdrukkelijke taak van de Riagg's om een hulpaanbod te ontwikkelen dat zich ook op die leefsituatie richt.
Dit concluderen de onderzoekers op basis van de bevindingen in hun grootschalige studie. Die bevindingen luiden als volgt::
- De afstemming van het hulpaanbod door de Riagg’s op de hulpvraag van de cliënt is te gering. Niet de hulpvraag van de cliënt staat centraal, maar de voorkeur van de hulpverlener voor 1) een bepaald type cliënt (jong, goed opgeleid, van Nederlandse afkomst), 2) een bepaald type probleem (vaag; liever geen concrete, alledaagse levensproblemen) en 3) een bepaald type behandeling (intensieve, op groei en inzicht gerichte psychotherapie; liever geen steunende, praktijkgerichte gesprekken en/of oefeningen).
- Er blijkt geen enkel verband te bestaan tussen de aanmeldingsklachten van de cliënt en een diagnose die gesteld wordt aan de hand van het alom gebruikte diagnostische handboek, de DSM.
-
Als concrete sociaal-maatschappelijke problemen op de voorgrond staan, menen de hulpverleners dat er onvoldoende aanknopingspunten voor een behandeling zijn. Dan verloopt de behandeling ongericht en haken de cliënten in een vroeg stadium af. Volgens de hulpverleners zelf is het mislukken van de behandeling vooral terug te voeren op de geringe therapeutische mogelijkheden van de afgehaakte cliënten; dat wil zeggen op het onvermogen om problemen, gedachten en gevoelens onder woorden te brengen en angstwekkende thema’s aan te snijden. Daartoe zou een derde van de cliënten niet in staat zijn. De meeste cliënten hebben geen behoefte aan een diepgravende behandeling. Ze hebben steun nodig bij concrete, actuele problemen. 

Wolf, J. (1995). Zorgvernieuwing in de GGZ. Evaluatie van achttien zorgvernieuwingsprojecten. Utrecht: Trimbos-instituut)
- De zogeheten zorgvernieuwingsprojecten, dat zijn de pogingen tot samenwerking en fusie van de verschillende instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, creëren veel spanning en onrust, maar geen vernieuwing van de zorg.

Kritiek op de DSM (1986-1993)

Brown, L. (1990). Feminist therapy perspectives on psychodiagnosis: beyond the DSM and ICD. In: Feminist diagnosis and therapy. Leonore Walker, Nelleke Nicolai, Janet Sayers e.a., redactie. Stichting De Maan, 1990

Henselman, H.W.J. (1995). De DSM-IV: een plaatsbepaling. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 50, 483-499

Kaplan, M. (1983). A Woman's view of DSM- III. American Psychologist, 38 (7), 786792.

Kutchins, H. & Stuart A. Kirk (1986). The reliability of DSM-III: a critical review. Social Work Research and Abstracts, 22, 4, 312.

Nicolai, N. (1990). De psychische gevolgen van seksueel geweld. Het perspectief van macht en machtsmisbruik. In: Vrouwenhulpverlening na seksueel geweld. Christine Gelauff e.a., redactie. Leergangen Vrouwenhulpverlening. Utrecht

Nicolai, N. (1992). De eindstrijd: gekte en geestelijke gezondheid voor vrouwen.. In: Visies op feministische therapie. Over liefde, geweld en racisme. Anja Meulenbelt, Janet Sayers, Philomena Essed e.a., redactie, Stichting De Maan.

Nicolai, N. (1993). Vrouwenhulpverlening & psychiatrie. Amsterdam: SUA.

Pardeck, J.T. en J.W. Murphy (1993). Postmodernism and clinical practice: a critical analysis of the disease model. Psychological Reports 72, 1187-1194.

Wakefield, J.C. (1992). Disorder as harmful dysfunction: a conceptual critique of DSM-III-R's definition of mental disorder. Psychol Review 99(2): 232-47.

Walker, L. (1990). DSM- III and violence against women. Leonore. In: Feminist diagnosis and therapy. Leonore Walker, Nelleke Nicolai, Janet Sayers e.a., redactie. Stichting De Maan, 1990.

Publicaties van / over GGZ-preventie

Bruining, J. (1995). Van een lange mars valt veel te leren. Verslag van een registratie-onderzoek naar de arbeidspositie van cliënten bij de RIAGG Groningen en het voorkomen van arbeidsgebonden problematiek. RIAGG Groningen: afdeling Preventie, Innovatie & Onderzoek.

Elgersma, H.J. (1992). Arbeidshulpverlening. Onderzoeksverslag RIAGG Noord-Limburg. Afdeling Preventie, Innovatie en Onderzoek.

Krijger, J. (1994). Evaluatie van het project hulpverlening aan migranten/vluchtelingen in de Riagg Zuid-Kennemerland. Afdeling Preventie, Innovatie en Onderzoek.

Langelaan, M.(1996). Preventie in de knel door fusies. Interview met hoogleraar Preventie Clemens Hosman Mentaal 6, p.18-19.
- "De gevestigde machten binnen de geestelijke gezondheidszorg hebben helaas weinig boodschap aan preventie, ze bezien die niet zelden met enig dedain". 

Senhorst, M.M.J. (1992). Rendement en financiering GGZ-preventie. Een verslag van een conferentie. Utrecht: Landelijk centrum GVO.
-
Menig Riagg-directeur heeft geen aandacht voor preventie. Sterker, er vinden wel eens verschuivingen binnen de Riagg-budgetten plaats, waarbij het voor preventie bestemde geld voor heel andere zaken wordt gebruikt. GGZ-preventie is verworden tot een containerbegrip waaronder van alles valt wat niet tot de behandeling behoort. Om die redenen dreigt een exodus van preventiemedewerkers. 

Selectie kritische publicaties in het Maandblad Geestelijke volksgezondheid (1987-1995)

Beenackers, A.A.J.M. (1995). Riagg-dossiers nader bekeken. Maandblad Geestelijke volksgezondheid 50, 609-619.
- Onderzoek naar de dossiervoering in de Riagg’s naar aanleiding van de constatering van de Inspectie voor de Geestelijke Volksgezondheid dat Riagg-dossiers in het algemeen slecht tot zeer slecht worden bijgehouden. 
De dossiers zijn onvindbaar, onleesbaar en onbegrijpelijk. 
Intakeverslagen zijn vaak "rommelige documenten"  waarin de informatie over de cliënt  "onsamenhangend en fragmentarisch" wordt verstrekt zonder vooruitblik op de behandeling. De wel goed verzorgde intakeverslagen, die tot twaalf getypte kantjes beslaan, bevatten een uitvoerige levensbeschrijving van de cliënt waarin echter niets doorschemert van een richting waarin de oplossing voor de psychische klachten gezocht moet worden. De onderzoeker constateert dat het contrast tussen de uitvoerige intake en het uiterst magere behandelplan wel érg groot is: "Alsof er een aanloop genomen werd van honderd meter voor een sprongetje van vijftig centimeter." Er wordt geen behandelplan op schrift gesteld en er worden geen aantekeningen over het verloop van de behandelingen gemaakt. De behandeling wordt noch tussentijds noch na afloop geëvalueerd.

Kroes J. de (1995). Opgenomen bij Korrelatie. Een overzicht van de vragen en klachten naar aanleiding van de Vara-serie. Maandblad Geestelijke volksgezondheid 10, pag. 1087-1094.

Osselaer Schouterden, H.C.D.E. van (1995). Afhaken als oplossing. Drop-out bij Riagg's onderzocht. Maandblad Geestelijke volksgezondheid 50, 3-14
- De helft van de Riagg-cliënten haakt al na een paar contacten af. De belangrijkste redenen zijn: gebrek aan vertrouwen in de hulpverlener en het gemis aan een steunende, menselijke relatie. Riagg-hulpverleners zijn geneigd “lastige” cliënten zodanig te behandelen dat deze in een vroeg stadium afhaken.

Verhaaren, F. (1987). Riagg's onder druk: naar een nieuw kwaliteitsbesef?  Maandblad Geestelijk volksgezondheid 4, pag. 19-34.
- De RIAGGS zijn bureaucratische bolwerken waarin te weinig vanuit de cliënt wordt gedacht. In de bejegening van de cliënt spelen de belangen van de hulpverlener een doorslaggevende rol. De Riagg-directie heeft slechts een voorwaardenscheppende taak waardoor de inhoud van het werk weinig of niet aan de orde komt.

Selectie kritische publicaties van cliëntenorganisaties

Eelman, R. (1996). Psychotherapie, om dol van te worden? Een zoektocht naar argumenten en beleid. Amsterdam: Amsterdams Patiënten/Consumenten Platform, 

Jong, M. de (1997). ‘60 ways to drop your client’. Het anti-participatieboekje. Groningen: Netwerk Cliëntendeskundigen / Utrecht: Nederlandse Patiënten/Consumenten Federatie.

Kragten, R. (1997). Bejegening in de GGZ. Cliënten in de geestelijke gezondheidszorg aan het woord over bejegening. Utrecht: Cliëntenraad Willem Arntsz Huis.

Stichting Pandora (1995). Maatwerk? Knelpunten in de geestelijke gezondheidszorg
- Hulpverleners geven cliënten onvoldoende of geen informatie over hun rechten en over de aard, de duur en het doel van de behandeling, hebben weinig aandacht voor concrete, actuele levensproblemen, zijn slordig met de dossiers, weigeren cliënten vaak inzage in hun dossier en nemen klachten van cliënten over de behandeling niet serieus.

Bijlmervliegramp (chronologisch)

Cliëntendossiers voor en na de Bijlmerramp (1990-1993). Riagg Zuidoost.  

Notulen & interne mailings Riagg Zuidoost (april 1990 - april 1993) van het managementteam en de afdelingen Psychotherapie, Sociale Psychiatrie en Preventie, Innovatie & Onderzoek.

Roelofs, S. (augustus 1992). Het allochtonenbeleid in een stroomversnelling. Afdeling Preventie, Innovatie & Onderzoek. Beleidsnota Riagg Zuidoost.

Pre-advies en Notulen. Projectgroep Hulpverleningsaanbod Vliegramp Riagg Zuidoost (oktober 1992 - januari 1993).

Nazorgplan Vliegramp Bijlmermeer. Alle GGZ-instellingen in Amsterdam Zuidoost (16-10-1992). 

Mittendorff, C. (1992). Reader: Schokkende gebeurtenissen: opvang en verwerking. Utrecht: Instituut voor Psychotrauma.

Mittendorff, C. Instituut voor Psychotrauma. Video-opnames van een bijscholing over de preventie en behandeling van een Posttraumatische Stressstoornis (PTSS) t.b.v. de hulpverleners in de Riagg Zuidoost n.a.v. de Bijlmerramp. Riagg Zuidoost (1992-1993).

Roelofs, S., namens alle GGZ-instellingen in Amsterdam Zuidoost (20-10-1992). Na de ramp: informatie en advies voor volwassenen. Informatiefolder voor cliënten en overige bewoners van Amsterdam Zuidoost over de gevolgen van de Bijlmerramp. In zeven talen.

Booij, F. (1992). Inzet Riagg Zuid Oost naar aanleiding van de vliegramp in de Bijlmermeer. Verslag voor de zorgverzekering ZAO.

Roelofs, S.(1993). De Riagg na de ramp: een metamorfose. Riagg Zuidoost, interne publicatie.

J.J. Van Uchelen en B.P.R. Gersons (1995b). De Bijlmermeer-vliegramp; een vervolgonderzoek naar de lange termijn psychische gevolgen en de nazorg bij getroffenen. AMC, Vakgroep Psychiatrie.
-
Anderhalf jaar na de Bijlmerramp kampt nog 34% van de slachtoffers met een verwerkingsstoornis terwijl het merendeel van de betrokkenen behandeld is. De onderzoekers signaleerden dat de behandelexpertise met betrekking tot de Post Traumatische Stressstoornis in de Riagg Zuidoost ontoereikend was. 

Een beladen vlucht. Eindrapport Bijlmer Enquête. Sdu Uitgevers, ‘s-Gravenhage, 1999.

Overig

Anzion, P. (2001). Een patiënt komt niet verder dan zijn therapeut. Jos H. Dijkhuis over de opleiding tot psychotherapeut. Tijdschrift voor Psychotherapie nr. 3.

Beenackers, A.A.J.M. (1995b). Voorstel Dossiervorming Regionale Instellingen Ambulante Geestelijke Gezonheidszorg. Delft: Eburon.

Borst-Eilers, E. (1997, 24 juni). Brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), E. , aan de Tweede Kamer der Saten-Generaal: Geestelijke Gezondheidszorg  (25 424 nr. 1 & 2 )

Dekker, E (1998). Het beleid beleefd. Vraaggerichtheid van de geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg. Trimboslezing.

Gersons, B. (1990). Posttraumatische stress-stoornis: de geschiedenis van een recent begrip. Maandblad Geestelijk volksgezondheid 45, 891-907.

Nationaal Fonds Geestelijke Volksgezondheid, 1998. Manifest GGZ. Verontrustende Ontwikkelingen. Utrecht: 
-
Hierin bepleit het NFGV voor de aanstelling van een staatssecretaris voor geestelijke gezondheid.

Sterman, D. (1996). Een olijfboom op de ijsberg. Een transcultureel- psychiatrische visie op en behandeling van de problemen van jonge Noord-Afrikanen en hun families. Utrecht: Nederlands Centrum Buitenlanders- Hierin kritiseert Riagg-psychiater Sterman het feit dat er in de Riagg's aparte secties bestaan die zich bezighouden met hulp aan migranten en die veelal worden bezet door hulpverleners met een migratieachtergrond. Hij noemt deze secties 'entoloketten' en waarschuwt voor een nieuwe vorm van apartheid.

Misstanden in de Riagg Zuidoost

Verhaaren, F. AO Adviseurs voor organisatiewerk Driebergen (juni 1991). De toekomst kijkt achterom (1991). Organisatieadviesrapport over de Riagg Zuidoost.
Enkele citaten uit het rapport:
- "De Riagg Zuidoost heeft een januskop: er is een gezicht naar buiten en een gezicht naar binnen. Het gezicht naar buiten oogt redelijk normaal en verantwoord. Het gezicht naar binnen is de absolute schaduwzijde."
- "De dominante cultuur in de Riagg Zuidoost is er een van volstrekte individualisering, verregaande onaanspreekbaarheid op gedrag en kwaliteit, verbittering naar elkaar en naar het management, en ongeloof in enige mogelijkheid tot verbetering. Deze sfeer van ontevredenheid, cynisme en zelfbeklag blijkt al jaren te kunnen voortduren. Veel hulpverleners trekken zich op hun individuele vakuitoefening terug en zijn niet meer gemotiveerd voor kwaliteitsbewaking of innovatie. Het onderlinge klimaat binnen enkele afdelingen en op Riagg-niveau is onveilig, verbitterd of apathisch. Medewerkers en leidinggevenden houden elkaar gevangen in een patroon dat tot een verziekte onderlinge sfeer leidt."
- "De afdeling Preventie, Innovatie & Onderzoek is een kleine oase in een verder hopeloze jungle."

B.L. Interim-manager (mei 1992-januari 1993), Palte Project Management (juli 1992.) Plan van Aanpak. Rapport over de volwassenenzorg in de Riagg Zuidoost. Riagg Zuidoost, intern rapport. 
In dit rapport wijst de interim-manager op: 
- de gebrekkige diagnostiek en interdisciplinaire samenwerking, 
- het behandelen zonder behandelplan en evaluaties, 
- de afwezigheid van/de geringe bereidheid tot bijscholing, intervisie, supervisie en innovatie, 
- de geringe bereidheid allochtone cliënten (in Amsterdam Zuidoost destijds ruim 50% van de bevolking) te behandelen 
- de geringe verantwoordelijkheid van de hulpverleners voor de geboden hulp in het algemeen
- het geven van een zogeheten "oprotcontact", d.w.z. een zodanige behandeling van ongewenste cliënten dat die zelf al in een vroeg stadium afhaken.

Roelofs, S. (mei 1993). Gebroken baan. De baanbrekende positie van de afdeling Preventie, Innovatie & Onderzoek tegen de achtergrond van de organisatieproblemen in de Riagg Zuidoost. 
- Dit document beschrijft 
1)
De netelige positie van de afdelingen Preventie, Innovatie en Onderzoek in de Riagg’s i.h.a. en in de Riagg Zuidoost in het bijzonder.
2) De permanente organisatieproblemen in de Riagg Zuidoost.
3) De ondermaatse hulpverlening in de Riagg's i.h.a. en in de Riagg Zuidoost in het bijzonder.
4) De ontwikkelingen na de Bijlmerramp:
de tijdelijke verbeteringen in organisatie en hulpverlening, gevolgd door de onverbloemde discriminatie van zwarte cliënten en censuur.
Met een verwijzing naar 131 bronnen als beleidsstukken, notulen van vergaderingen, rapporten en brieven.
Lees meer over dit rapport.

naar boven

 

In de jaren 1992 t/m 1996 besteden de landelijke dagbladen regelmatig aandacht aan de  Riagg's. Ze doen onder meer verslag van het wetenschappelijk onderzoek door het Trimbos-instituut (zie linker kolom). Het ondermaatse functioneren van de Riagg's is dan ook common knowlegde. De onderstaande bloemlezing is als inleiding opgenomen in Niet storen (pag. 11-14).

de Volkskrant, 16 december 1992
Behandelduur valt veelal korter uit
Hulpaanbod Riagg's gaat vraag cliënten te boven. 
Door J
et Bruinsma  
UTRECHT - Riagg-hulpverleners streven bij de behandeling veel ambitieuzer doelen na dan hun cliënten. Zij mikken vaak op een intensieve, op inzicht en persoonlijke groei gerichte behandeling, terwijl de cliënten vooral behoefte hebben aan steun bij het verwerken van hun problemen. (...)    
Dit is een van de opvallendste bevindingen uit het gisteren verschenen onderzoek Vraag en aanbod in de Riagg. Het Nederlands centrum Geestelijke volksgezondheid (NcGv)* ondervroeg in opdracht van vijf
Riagg’s (drie in Utrecht, een in Rotterdam, een in Hilversum) drieduizend volwassen cliënten. (...)  
De hulpverleners vinden, blijkt uit het rapport, dat een behandeling de cliënt inzicht moet geven in zijn problemen en hem in staat moet stellen tot persoonlijke groei. Cliënten die daartoe niet in staat zijn of behoefte hebben aan het oplossen van praktische problemen (...) voldoen niet aan dat ideaal en krijgen het vaakst een weinig intensieve behandeling. (...) De onderzoekers adviseren de Riagg’s om hun beleid beter aan te passen aan de wensen van de cliënt. Niet het ideaal van de hulpverleners moet centraal staan, maar de wens van de cliënt.  

 * thans Trimbos-instituut

de Volkskrant, 8 juli 1994  
Problemen op het werk miskend door Riagg  
DEN HAAG - De Riagg’s hebben weinig oog voor de problemen die cliënten op hun werk hebben. Ze weten ook niet goed hoe ze hulp kunnen bieden bij deze problemen. Ruim de helft van de werkende Riagg-cliënten loopt in de Ziektewet. Bijna een kwart van de cliënten met een baan zegt dat zij op het werk slechter functioneren. Toch registreert driekwart van de Riaggs geen gegevens over de arbeidsproblemen van de hulpvragers, hoewel die wel mede de oorzaak zijn van het verzoek om hulp bij de Riagg. Dit blijkt uit een gisteren gepubliceerd onderzoek door het Nederlands centrum Geestelijke volks­gezondheid (NcGv) en TNO Preventie en Gezondheid. (...). Er werden vijfhonderd cliënten van tien Riagg’s ondervraagd, en behandelaars van tien andere Riagg’s. De 59 Riagg-directeuren kregen allemaal een vragenformulier toegestuurd. Het is geen uitzondering dat een zieke Riagg-cliënt drie maanden moet wachten voor hij wordt geholpen. De onderzoekers vinden dan ook dat de Riagg’s kortlopende therapieën moeten ontwikkelen, om te voorkomen dat de hulpvragers nog voor een langdurige therapie is voltooid, in de WAO belanden. De Riagg’s zijn volgens de onderzoekers vanuit hun traditie meer gericht op problemen die in de persoonlijke levenssfeer of in het gezin van de hulpvrager liggen. Dat de problemen van hun cliënten vaak mede veroorzaakt worden door het werk, wordt miskend. De hulpverleners vragen niet systematisch naar problemen op het werk. Zij registreren ze ook meestal niet. De meest ge noem de arbeidsgebonden problemen zijn: te hoge werk druk, geestelijk te inspannend werk, conflicten met de leiding, slechte werksfeer, onzekerheid over het behoud van de functie.   

de Volkskrant, 25 mei 1996
Psychiater pleit tegen gemakzucht van behandelaars en voor improvisatie- vermogen. "Veel therapeuten ontlopen allochtone cliënten."
Door Bas Mesters
AMSTERDAM - Desinteresse ten opzichte van psychische problemen van migranten is bij therapeuten nog niet uitgeroeid. Allochtonen worden vaker geweigerd voor psychotherapie dan autochtonen. (...) Psychiater D. Sterman kan het niet laten om in zijn onlangs verschenen boek Een olijfboom op de ijsberg in deze zin af en toe een flinke tik uit te delen. Hij houdt een pleidooi tegen gemakzucht van veel therapeuten en voor improvisatievermogen. (...) Het is volgens Sterman de taak van de Inspectie voor de Volksgezondheid om erop te letten dat therapeuten niet met de hapklare brokken aan de haal gaan en moeilijke problemen vermijden die juist vaak bij migranten spelen. ‘Hoewel de koudwatervrees wat afneemt, zie ik om me heen nog veel weerstand om cliënten van buitenlandse afkomst te behandelen. Veel therapeuten gebruiken allerlei smoesjes om ze te ontlopen.’ (...) ‘Als hulpverlener kun je de plank behoorlijk misslaan als je de culturele codes niet kent.’ (...) Daarom is een open geesteshouding van de therapeut onontbeerlijk voor een goede behandeling van een migrant. Behandelaars moeten niet blijven vastzitten in hun eigen ideologische scholen. ‘Therapeuten willen in methoden en dogma’s geloven. (...) We dienen in te zien dat sommige methodieken niet op iedereen van toepassing zijn, en behoren oog te hebben voor de persoonlijke levensgeschiedenis en de culturele codes waaraan de cliënt zich confor­meert.’ (...) Sterman voelt niets voor wat hij etno-loketten noemt: secties binnen de Riaggs, die zich specialiseren in cliënten van buitenlandse afkomst. ‘Dat is moreel verwerpelijk. Het leidt tot discriminatie en is ook praktisch onhaalbaar. (...) En bovendien: wanneer is iemand nog een migrant? Ook als zijn oma van buitenlandse komaf was?’ (...)  

de Volkskrant, 21 september 1994  
Slachtoffers incest oordelen negatief over hulpverlening
LEIDERDORP - Slachtoffers van incest hebben weinig waardering voor de hulpverlening na hun aangifte bij de politie. (...) De doorverwijzing van de politie naar een hulp verlenende instantie schiet (...) vaak tekort. Deels door een slechte onderlinge samenwerking, deels doordat de politie vaak aanloopt tegen onbereikbaarheid van instanties `s avonds, `s nachts en in het weekeinde. Soms gaan er weken voorbij voordat een slacht­offer bij de aangewezen instantie terecht kan. Ook blijkt die instantie soms niet geschikt voor de behandeling van incestproblematiek. Twee instanties springen er in negatieve zin uit: het Bureau Slachtofferhulp en de Riagg.

Het Parool, 8 juni 1995
Riagg’s: blanco dossier, eindeloze behandeling
AMSTERDAM - Bij de Riagg’s in de Gooi- en Vecht streek en in Flevoland worden dossiers niet bijgehouden en ontbreken behandelplannen. Het is niet duidelijk of behandelingen enig resultaat hebben. Dit blijkt uit een onderzoek van de psycholoog dr. A. Beenackers in opdracht van de twee Riagg’s dat is gepubliceerd in het Maandblad Geestelijke volksgezondheid. De algemene indruk van Beenackers is dat de Riagg’s vrijwel niets doen, en dat wat ze wel doen tot niets leidt. In de meeste dossiers ontbraken aantekeningen over de behandeling. Vaak was niet duidelijk òf er wel werd behandeld, omdat de dossiers, afgezien van een verslag van het intakegesprek, blanco waren. De hulpverleners gaven bijna nooit aan wat zij dachten te bereiken en op welke termijn. Behandelingen werden niet afgesloten omdat de klacht was verholpen, maar omdat de cliënt er genoeg van had.

de Volkskrant, 21 oktober 1996
Ontevreden cliënten zadelen Riagg's op met slecht imago  

AMSTERDAM. Riagg’s hebben een slecht imago. Mensen met psychische problemen vragen steeds vaker hulp buiten de Riagg om. Dat zegt P. Anzion van Stichting Pandora, die de belangen van psychiatrische (ex-)patiënten behartigt, tijdens de presentatie van het jaarverslag van de Riagg. ‘Wij krijgen vaak te horen dat buren, familie, kennissen of vrienden hebben gezegd dat je vooral níet naar de Riagg moet gaan. Dat is gebaseerd op een vooroordeel, maar wij signaleren wel dat de Riagg fouten maakt’, stelt Anzion.Telefonische klachten over Riagg- hulpverleners en hun behandelmethoden zijn bij de stichting toegenomen ten opzichte van vorig jaar. Cliënten klagen voornamelijk over de gebrekkige informatievoorziening. Zij worden slecht op de hoogte gesteld van het behandelplan, de voortgang en het zicht op een afronding. Bovendien worden zij vaak niet geïnformeerd over mogelijkheden voor vervolgbehandelingen of alternatieven.
Riagg-cliënten die ontevreden zijn over hun hulpverlener willen vaak de sporen van de 
behandeling uitwissen. Maar als zij inzage vragen in hun dossier, of in medische gegevens willen kopiëren of vernietigen, worden zij volgens Anzion ‘meestal met smoesjes afgescheept’. Daarmee komen hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg de informatieplicht in de Wet op de Geneeskundig Behandelingsovereenkomst (WGBO) slechts mondjesmaat na, is de conclusie van Stichting Pandora in het zojuist verschenen jaarverslag.
Wanneer het niet klikt met de hulpverlener, is het niet gemakkelijk om een andere toegewezen te krijgen. Daar komt nog bij dat Riagg’s vaak een lange wachtlijst hebben, zowel voor een intake-gesprek, als tussen dit gesprek en de behandeling. Ook vinden patiënten het vervelend dat zij verplicht naar de Riagg in hun regio moeten. ‘Zij kunnen nergens anders heen’, zegt Anzion. ‘Als je niet gelukkig bent met de Riagg bij jou in de buurt, houdt het op. Tenzij je heel veel geld hebt, dan ga je naar een particuliere psycholoog. Maar dan ben je al gauw honderdtwintig tot honderdvijftig gulden per gesprek kwijt.’(...)

de Volkskrant, 26 oktober 1996
Cliënten zijn ontevreden over behandeling en gebrekkige informatie
AMSTERDAM - ‘Ik voel me net een nummer’, zegt Mark. ’De behandeling is heel onpersoonlijk. Echt lopendebandwerk. Volgens mij komen alle randgroeppsychiaters die geen werk kunnen vinden, bij de Riagg terecht.’ Mark is in therapie in de Riagg in Groningen. Hij is niet tevreden over de instelling die hem over zijn depressiviteit heen moet helpen. Ook Annet die bij de Riagg in Utrecht wordt behandeld, heeft klachten. ‘Het nut van de behandelmethode is me nog steeds niet duidelijk. Alles wordt in een team buiten mij om besproken. Ondanks beloftes krijg ik daar dan niks van te horen.’ Uit het jaarverslag van Stichting Pandora, die de belangen van (ex-)psychiatrische patiënten behartigt, blijkt dat een toenemend aantal cliënten klaagt over de gebrekkige informatievoorziening bij de Riagg. Zij zijn vaak slecht op de hoogte van het behandelplan, de voortgang die is geboekt, het zicht op een eindresultaat en mogelijkheden voor een vervolgbehandeling of alternatieven. Daar naast komen veel klachten binnen over de lange wachttijden en het ontbreken van een afsluitend gesprek of nazorg. Niet alleen bij Pandora wordt hierover geklaagd, maar ook bij de Cliëntenbond, de Stichting Korrelatie en bij de Informatie- en Klachtenbureaus voor de Gezondheidszorg.
‘Uit een onderzoek van het Nederlands centrum Geestelijke volksgezondheid (NcGv) naar de tevredenheid van Riagg-patiënten blijkt dat eenderde van alle cliënten ‘tenminste kanttekeningen bij de hulpverlening plaatst’ of ‘negatief tot zeer negatief’ over de instelling is. Ruim een kwart vindt dat de behandeling niet of nauwelijks heeft geholpen, en een op de vijf cliënten beëindigt uit onvrede voortijdig het contact met de Riagg.
Een van die mensen is Marian. Zij zegt dat zij geen ruimte kreeg om kritiek te leveren op haar behandeling, nadat zij zich al maanden had afgevraagd of die wel nut had. 'Ik durfde er bijna niet over te beginnen, maar ik heb toch gevraagd waarom mijn therapeut op die manier te werk ging. Hij werd kwaad en zei geïrriteerd: “Ik ben hier degene die weet wat het beste voor jou is”, en verder niks.’ (...)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

naar boven

     
naar boven

 

 

Schilderijen
Inner world
Het meisje en de wolf
Portretten
Musici
Landschappen

Boeken
Niet storen. Een kritische beschouwing over de Riagg 
Wie is er nu gek? Over kronkels in de therapeutische relatie

Nog altijd & Cement. Levensverhalen van Auschwitz-overlevenden
Tien componistenportretten in woord en beeld
Keerpunt. Over persoonlijke crises en kansen

Praktische 
info over 
de ggz hulp

 CV  Saar Roelofs

 Geen talent voor volgzaamheid: 
ervaring als psycholoog in de ggz

 

Enter EN
ENGLISH



saar.roelofs@xs4all.nl

© Partner Productions