Saar Roelofs LEVENSVERHALEN
VAN
|
|
In
2004 interviewde de auteur twee Auschwitz-overlevenden:
De volgende vragen vormden hierbij
het uitgangspunt:
Het
levensverhaal van Bill Minco is in 2004 onder de titel Cement als
een van de verhalen opgenomen in Keerpunt Samenvattingen: |
||||||||||||||||
"Een verrassend boek, heel anders dan andere ooggetuigenverslagen over de Tweede Wereldoorlog. Ongelooflijk overtuigend. Saar Roelofs is een bijzonder goed schrijfster. Zij heeft de goede vragen gesteld. Er staat geen woord teveel in het boek." VPRO-radio OVT 1.14-1.17 min. 6 februari 2005. "Een boeiende biografie. Roelofs' opzet om over het hele leven van het kampslachtoffer te schrijven slaagt bijzonder goed en vormt ook echt een toevoeging aan de bestaande literatuur over dit onderwerp." Nieuw Israëlietisch Weekblad NIW, 13 mei 2005, Sara Polak. "Saar Roelofs vertelt het levensverhaal heel sober, met veel aandacht voor de psychologische gevolgen van kille jeugd en oorlogservaringen, waardoor het boek een grote zeggingskracht heeft." NBD/Biblion, Madelon de Swart. "Een
indrukwekkend levensverhaal." "Saar Roelofs has done an excellent job. While it's clear Ronnie's reporting is triggered by questions, the author never gets in the way." Judith van Praag www.scoop.it/t/holocaust-holland?page=3 Saar Roelofs heeft goed gekeken, goed geluisterd. Ronnie ontroert de lezer en komt tot leven." Zinweb, Marga Haas. "Belangwekkend en waardevol. Psycholoog Saar Roelofs laat onder meer zien dat jeugdtrauma’s de verwerking van oorlogstrauma’s in de weg kunnen staan. Ook van historisch belang wegens de vele bijzondere details over de Tweede Wereldoorlog." Beoordeling op bol.com. "An important contribution." Brief van Yad Vashem, aan de auteur.
|
Van
mei tot oktober 2004 breng ik vele middagen door met Ronnie
Goldstein-van
Cleef (1921-2008).
De gesprekken nemen al snel een intensieve vorm aan. Geleidelijk
doemt een beeld op van hoe Ronnie Goldsteins leven wordt gedomineerd
door zowel haar jeugd- als haar oorlogstrauma's. Haar vergeefse
verlangen naar de liefde van haar moeder loopt als een rode draad
door de gesprekken. Ronnie groeit op in een welvarend liberaal joods gezin. Als de oorlog uitbreekt, is zij negentien jaar. Zij sluit zich aan bij een verzetsgroep en wordt in 1944 verraden. Via Westerbork wordt zij naar Auschwitz gedeporteerd. Na twee maanden wordt zij naar concentratiekamp Libau geëvacueerd waar zij een half jaar verblijft. Dankzij de sterke onderlinge band tussen de Nederlandse vrouwen overleeft zij de verschrikkingen. Vervolgens komt haar naoorlogse bestaan aan de orde: de koude ontvangst in Nederland, de pijn om het onbegrip van haar (tijdens de oorlog ondergedoken) moeder, haar verdriet over het verlies van haar vader, familie en vrienden, haar twee huwelijken, gezondheidsproblemen en overlevingsschuld. In tekeningen en gedichten geeft zij uiting aan haar emoties.
Tijdens
onze gespreksrondes heeft Ronnie Goldstein veel zaken van vroeger
uitgezocht en opgeruimd. Zij gaat geleidelijk inzien welke gebeurtenissen
in haar leven beslissend zijn geweest. De liefde van wat zij noemt
"mijn kampmoeders" - de oudere vrouwen in de barakken van
Auschwitz en Libau - heeft veel goed gemaakt van wat zij thuis
tekort kwam. "Thuis was er welstand en overvloed. Het ontbrak me aan niks. Als ik iets wilde hebben, kwam het er. Maar ik leefde in een ijzige eenzaamheid. Ik was soms zo ongelukkig dat ik dood wilde. In het concentratiekamp had ik het koud. Had ik honger. Lag de dood steeds op de loer. Maar er was saamhorigheid, warmte en bescherming. En daar heb ik geknókt om te blijven leven." Terugblikkend constateert zij: "Het concentratiekamp heeft ontstellend veel kwaad aangericht. Een stempel op mijn leven gedrukt. Geestelijk en lichamelijk. Met die verschrikkingen is niets te vergelijken. Maar toch, terugkijkend besef ik dat ook mijn ongelukkige jeugd een grote schade heeft aangericht. Want er zijn dingen die mij als kind zo hebben vernield."
©
Saar Roelofs
Zie
ook:
|
||||||||||||||||
|
De joodse Bill (Sebil) Minco (1922-2006) sluit zich in 1940 als zeventienjarige scholier aan bij het Geuzenverzet. Hij wordt verraden en ter dood veroordeeld (hij is één van de achttien doden uit het beroemde gedicht van Jan Campert). Wegens zijn jeugdige leeftijd wordt zijn doodstraf omgezet in levenslang tuchthuis. Wanneer de tuchthuizen - zoals de nazi's dat satanisch noemen - "judenrein" worden gemaakt, wordt Minco naar de vernietigingskampen gedeporteerd. Hij blijft in leven omdat hij volgens de bizarre en tegenstrijdige regels van de nazi-bureaucratie niet vergast mocht worden. De redenering van de nazi's is: wie een misdaad heeft begaan, krijgt straf en moet die straf uitzitten. Minco kreeg levenslang en vergassing zou een verkorting van de straf zijn.
In
april 2004 spreek ik met Bill Minco over zijn vierenhalf jaar
durende overlevingsstrijd: zijn Einzelhaft (eenzame
opsluiting) in het tuchthuis en zijn verblijf in Mauthausen,
Auschwitz en "In die tijd heb ik ongelooflijk veel meegemaakt. Mensen naakt gezien, letterlijk en figuurlijk. Gezien waartoe de mens in staat is. Tot welke dieptepunten. En tot welke hoogtepunten. Dat zijn allemaal bouwstenen die mijn leven hebben verrijkt. Want ook negatieve ervaringen kunnen - mits verwerkt - bijdragen aan het wezen van de mens. De mens vormen." Minco legt uit hoe hij “in brokken” terugkwam, maar in de volle overtuiging dat zijn lijden niet voor niets was, dat er een manier moest zijn om dat op een positieve manier in te zetten. Zijn hele leven heeft hij gevochten om zijn brokken samen te voegen. Hij noemt deze pogingen “cement”. Tot zijn cement behoort onder meer zijn weigering Duitsers te haten. Aanvankelijk als middenstander, later als wethouder in Hilversum en voorzitter van de Stichting Geuzenverzet poogde hij steeds bruggen tussen mensen te bouwen. Het cement waarmee hij zijn brokken bij elkaar hield, bleek hetzelfde cement te zijn als waarmee hij mensen bij elkaar hield. Slachtoffer heeft hij zich nooit gevoeld.
Een door Bill Minco geautoriseerd levensverhaal.
|
||||||||||||||||