| 
         
 EEN VERHAAL VAN VELE TIJDEN toelichting van
        Saar roelofs  Het Meisje en de WolfDe onderstaande tekst is door Saar Roelofs uitgesproken op 4 mei 2006 bij de opening van de expositie in De Kunstverdieping in Alphen aan den Rijn en opgenomen in de tentoonstellingscatalogus. De expositie vond plaats op verzoek van wijlen Simon Speijer, een persoonlijke vriend van Simon Wiesenthal op wiens boek Max en Helen de schilderijencyclus is geïnspireerd. Persoonlijke betrokkenheid Ik ben na de Tweede Wereldoorlog geboren. Als kind ving ik veel over de oorlog op. Als klinisch psycholoog verdiepte ik mij in de Holocaust. Aan mijn inzichten gaf ik artistiek gestalte in mijn tweede beroep als beeldend kunstenaar. De verschrikkingen van de oorlog Met
      de systematische, fabrieksmatige genocide in de Tweede Wereldoorlog is
      niets te vergelijken. Maar toch, ook in Rwanda, Bosnië en Darfur gaat het
      om genocide. Hoe belangrijk zijn aantallen?  Genocide op grote schaal is nauwelijks te bevatten. Voor mij geldt dat ik dit fenomeen alleen kan begrijpen als ik mij verdiep in het gedrag van individuen. In navolging van Simon Wiesenthal in zijn boek Max en Helen heb ik in mijn schilderijencyclus Het meisje en de wolf de lijdensweg van slechts één meisje verteld. Daarbij
      heb ik mij mede laten inspireren door de grote Spaanse schilder Goya.
      Ontzet door de gevolgen van de Napoleontische bezetting van zijn land maakte hij
      tussen 1810 en 1820 zijn etsenserie Los Desastres de la
      Guerra (De Verschrikkingen van
      de Oorlog). Geen hectische oorlogstaferelen met speren, kanonnen en
      paarden, zoals in zijn tijd gebruikelijk was. Geen verheerlijking van
      helden, overwinningstaferelen of nationale vlaggen. Nee.
      De serie vormt een tijdloze
      aanklacht tegen oorlogsgeweld waarmee de
      kunstenaar ons deelgenoot maakt van de tragiek en de machteloosheid van
      eenlingen. Dit werk is een aanklacht tegen beide partijen: Franse bezetters en
      Spaanse burgers die soms het recht in eigen hand namen en evenals de
      bezetter gruweldaden begingen. Goya maakte etsen van sadistische soldaten,
      van uitgehongerde vluchtelingen, van vrouwen die worden verkracht, van
      mannen die worden geëxecuteerd, van lijken die in een massagraf worden
      gedumpt. Het zijn beelden die kranten en televisie ons helaas nog steeds
      laten zien. Doodgewone
      mensen 
	  Gewone
      mensen zijn in staat tot afschuwwekkende daden; niet zonder meer, maar als
      de omstandigheden daartoe uitlokken. In
      zijn boek Doodgewone mannen laat historicus Christopher Browning
      bijvoorbeeld zien dat algemeen menselijke eigenschappen – angst,
      gehoorzaamheid, de behoefte bij een groep te horen, de behoefte aan
      erkenning en status alsmede een gebrek aan een persoonlijk
      verantwoordelijkheidsgevoel in een bureaucratisch systeem – onder
      extreme omstandigheden kunnen leiden tot gruweldaden. Hij beschrijft hoe
      in de Tweede Wereldoorlog een groep mannen van middelbare leeftijd uit
      Hamburg die als reservisten in
      Polen
      en Rusland werden ingezet, veranderden van doodgewone huisvaders in
      moordmachines die talloze joden meedogenloos afslachtten.  Deze voorbeelden leren ons dat het kwaad niet iets abstracts of onvoorstelbaars buiten de mens is. Ze laten zien dat algemeen menselijk eigenschappen onder extreme omstandigheden kunnen worden uitvergroot en tot excessen kunnen leiden. Hiermee in overeenstemming worden de misdadigers in Het Meisje en de Wolf niet in eerste instantie gedreven door een van boven opgelegde ideologie. Hun gedrag komt voort uit opportunisme en persoonlijke behoeften, zelfs als deze haaks staan op de heersende ideologie. Zo dwingt de wolf – evenals de historische figuur, SS-kampcommandant Schulze, uit Simon Wiesenthals boek Max en Helen – een Joodse gevangene, het meisje, tot een seksuele relatie. Onder het nazi-regime hield dit in dat Schulze zich schuldig maakte aan ‘rassenschande’ waarop zware straffen stonden. Zijn persoonlijke behoeften waren dus belangrijker dan de nazi-ideologie. Hij nam gewoon de gelegenheid te baat. Dat is echter niet typerend voor nazi-Duitsland alleen. Zoals uit rapporten van Human Right Watch over de Rwandese burgeroorlog uit 1994 blijkt, hielden ook leden van de Hutu militia voor hun eigen gerief in het geheim Tutsi-vrouwen gevangen in – wat zij noemden – “een huwelijk”, hetgeen in strijd was met de regels van de militia. Oorlogsbaby's Evenals in Max en Helen wordt in Het Meisje en de wolf uit een verkrachting een kind geboren. Helen, de protoganist in Wiesenthals verhaal, hield van haar kind. Volgens Human Right Watch kunnen vele verkrachte Rwandese moeders hun oorlogskind echter nauwelijks accepteren. Hier wordt een nieuwe oorlog geboren: die tussen moeder en kind. Vrouwelijke
      misdadigers 
	  In
      verhalen over de oorlog staan de misdaden van mannen meestal voorop.
      Oorlogsmisdaden worden echter ook door vrouwen begaan.  
	  Zo trokken de wreedheden
      van een vrouwelijke Amerikaanse soldaat in de Irakese Abu Ghraib gevangenis in
      2004 wereldwijd de aandacht.  In de
      schilderijencyclus wordt dan ook een (fictieve) vrouwelijke dader ten tonele
      gevoerd: de blonde vrouw. Evenmin als de Wolf wordt zij gedreven door
      ideologische motieven. Ze is jaloers op het meisje
      en de wolf. Om die reden martelt ze het meisje. Niet zwart, niet wit Ik heb geen zwart-wit verhaal willen creëren. Naar het voorbeeld van Goya heb ik het lot van zowel slachtoffers als daders verbeeld. En van Primo Levi leerde ik dat zelfs de meest wrede beulen in de concentratiekampen nog momenten van medelijden met hun slachtoffers kenden. In overeenstemming hiermee krijgt de blonde vrouw ten slotte spijt van haar wandaden. 
  Bevrijding 
	  De
      cyclus eindigt met een symbolische bevrijding van het meisje.  
  Nooit
  meer 
  Een
  bediende zou Goya ooit gevraagd hebben: “Waarom schildert u de barbaarsheden
  van de mensen?” Zijn antwoord was: “Om de mensen voor altijd te vragen
  geen barbaren meer te zijn.” In onze tijd is zo'n opmerking helaas nog steeds
  legitiem. 
    
 Bauman, Zygmunt. De moderne tijd en de Holocaust. Boom (1998). 
 Browning, Christopher R. Doodgewone mannen: een vergeten hoofdstuk uit de Jodenvervolging. De Arbeiderpers (1993). 
 De grafiek van Goya. Catalogus, samengesteld door Dieuwke de Hoop Scheffer (voorwoord door Karel Gerard Boon). Rijksmuseum Amsterdam (1970). 
 Human Rights Watch. Shattered Lives - Sexual Violence during the Rwandan Genocide and its Aftermath (1996). 
 Levi, Primo. De verdronkenen en de geredden. Meulenhoff (1991). 
 Wiesenthal, Simon. Max en Helen. Elsevier (1993). 
 Zie
      ook   
  |