Ingekorte
passages uit Wie is er nu gek?
Voorbeelden
van onverdracht
en tegenoverdracht
Nabijheid:
Een warm bad van wederzijdse bevestiging
Nabijheid:
Verlossing
Gevaarlijk
medelijden (boek van Stefan Zweig) Afstand:
Een koude muur Hoogmoed:
Onmisbaar Onmacht:
Een boze hulpverlener Minderwaardigheid:
Een jaloerse hulpverlener
Macht
en manipulatie: Seksueel misbruik door een hulpverlener
Na
de passages uit Wie is er nu gek?
volgt Theoretische
kennis is niet voldoende voor een vakkundige hulpverlening
Een
tuchtzaak over tegenoverdracht door een trauma-expert
De
cliënt: "In de war" Grillig
Hoe
loyaal de cliënt ook is en hoezeer hij of zij ook vertrouwt op de kundigheid
van zijn/haar hulpverlener,
een hulpverlener is ook maar een mens: de hulpverlener heeft niet altijd de
wijsheid in pacht en niets menselijks is hem/haar vreemd.
De verantwoordelijkheid voor een niet vlottende of falende hulpverlening
kan dan ook bij de hulpverlener liggen.
In
hoofdstuk 2 van Wie is er nu
gek?, getiteld De therapeut op de divan, laat Saar Roelofs
zien dat de gangbare scheidslijn tussen
de 'gezonde' hulpverlener en de 'zieke' cliënt soms heel dun
is. Aan de
hand van de begrippen overdracht
en
tegenoverdracht
legt ze
uit
hoe
een behandeling de mist in kan gaan.
Wanneer die mist niet oplost,
bestaat de kans dat de psychische problemen van de cliënt niet af-
maar
toenemen.
Dan is de cliënt verstrikt geraakt in de hulpverlening.
Maar
zelfs als hulpverlener en cliënt beiden tevreden over de
therapeutische relatie
zijn, hoeft dit niet per definitie te betekenen dat er
sprake
is van een goede hulpverlening.
Neutrale
empathie. Voor
een goede therapeutische relatie dient een hulpverlener in staat te
zijn tot empathie. Dat wil zeggen: de hulpverlener dient zich met
distantie en behoud van zijn/haar observatievermogen tijdelijk te kunnen
inleven in de belevingswereld van de cliënt. De
hulpverlener voorkómt
dat hij/zij te betrokken is, of juist te afstandelijk, en zorgt ervoor dat
zijn of haar persoonlijk leven het therapeutische proces niet doorkruist.
Binnen deze zogenaamde neutrale empathie wordt de
therapeutische relatie zorgvuldig gedefinieerd. De duur, frequentie en
plaats van behandeling staan vast. De rolverdeling is omschreven: de cliënt
vraagt hulp, de hulpverlener geeft hulp en bewaart het overzicht.
Kortom: de grenzen waarbinnen de therapie zich afspeelt, zijn af
gebakend. Dit is echter vaak niet het geval wegens het verschijnsel
tegenoverdracht.
Overdracht.
Eerst iets over het fenomeen overdracht. Er is sprake van overdracht wanneer een
cliënt
ten opzichte van de hulpverlener gevoelens koestert zonder dat de
hulpverlener daartoe aanleiding geeft. Dit kunnen onverdiende
positieve gevoelens zijn zoals idealisering en verliefdheid of
ongegronde negatieve gevoelens zoals angst en woede. Deze gevoelens
zijn in de regel terug te voeren op ervaringen uit de kindertijd -
alsof
de cliënt
de gevoelens die hij/zij als kind tegenover zijn ouders of andere
sleutelfiguren (zoals grootouders, onderwijzers of broers en zussen)
had, overdraagt op hulpverlener.
Tegenoverdracht.
Wanneer de hulpverlener zijn of haar neutrale empathische positie verliest,
gaat tegenoverdracht een rol in de behandeling spelen. Er bestaan
uiteenlopende definities van tegenoverdracht. De meest behoudende
definitie is: iedere reactie van de hulpverlener die aansluit op de
overdracht van de cliënt
en die het therapeutische proces nadelig beïnvloedt.
Enkele voorbeelden:
De cliënt ziet zijn hulpverlener als liefhebbende moeder.
De
hulpverlener reageert hierop met affectie en zorgzaamheid.
De cliënt projecteert zijn autoritaire vader op zijn hulpverlener.
De
hulpverlener reageert hierop met frustratie. De
cliënt
gedraagt zich alsof de hulpverlener zijn jongere broer is
en kleineert hem. De
hulpverlener reageert hierop met onzekerheid.
In
plaats van zich neutraal op te stellen, laat de hulpverlener zich
– vanuit een gevoel van bezorgdheid, wrevel of onzekerheid – mee
zuigen in de reacties van zijn cliënt en versterkt ze daarmee. Zijn
of haar reacties hebben dan ook een nadelige invloed op het therapeutische
proces .
In
een ruimere definitie heeft tegenoverdracht betrekking op alle
reacties van de hulpverlener die een neutrale empathie in de weg
staan. Want wat voor de cliënt geldt, gaat ook op voor de
hulpverlener: ook de hulpverlener is kind geweest en kan – evenals
zijn cliënt – hebben geleden onder liefdeloze ouders, en
verlangen naar iemand die hem ziet, begrijpt en respecteert. Ook
hij/zij kan worstelen met onverwerkte angst, verdriet en boosheid.
Wanneer de hulpverlener deze gevoelens niet onderkent, kan hij/zij
deze zonder het te beseffen op zijn cliënt projecteren.
De neutrale empathie kan tevens worden verstoord door positieve of
negatieve gevoelens die hun oorsprong vinden in het dagelijks leven
van de hulpverlener. Wanneer hij/zij bijvoorbeeld liefde tekort
komt, na een echtscheiding of als de affectie van de uit huis gaande
kinderen afneemt, kan hij/zij meer behoefte aan waardering hebben
dan gewoonlijk. Of wanneer hij of zij overbelast of oververmoeid is, kan de
hulpverlener afstandelijk op de cliënt reageren
Voorbeelden
In
Wie is er nu gek?
legt
Saar Roelofs aan de hand van vele
voorbeelden gedetailleerd uit hoe onopgeloste emotionele problemen
van de hulpverlener zelf het hulpverleningsproces kunnen verstoren
of blokkeren. Daarbij maakt ze een indeling in drie
globale, willekeurige categorieën van tegenoverdracht; categorieën
die elkaar wederzijds niet uitsluiten:
Nabijheid
en afstand
Voorbeeld van
nabijheid: overschrijding van de grenzen van
de cliënt.
Voorbeeld van afstand: angst voor de problemen
van de cliënt.
Hoogmoed en minderwaardigheid
Voorbeeld van hoogmoed: een
gevoel van onfeilbaarheid van de hulpverlener.
Voorbeeld van minderwaardigheid: jaloezie op de
cliënt.
Macht en onmacht
Voorbeeld van macht: verbaal overwicht over de cliënt.
Voorbeeld van onmacht: discussies met de cliënt.
Nabijheid:
Een warm bad van wederzijdse bevestiging
Als
het goed is, krijgt de cliënt van de hulpverlener aandacht en
respect. Daarvoor is de cliënt meestal dankbaar. De kans
bestaat dat hij of zij de hulpverlener gaat idealiseren. Een
vakbekwame hulpverlener kent en onderkent dit verschijnsel.
Hij/zij laat zich de idealisering van zijn cliënt niet
aanleunen, hoe prettig dat ook kan zijn. De hulpverlener
behoudt zijn of haar neutrale positie door de positieve
overdracht van de cliënt voorzichtig af te remmen. Maar
wanneer hij/zij zijn of haar eigen tekort aan ouderliefde
onvoldoende heeft verwerkt of in het dagelijks leven te weinig
liefde ervaart, bestaat de kans dat de hulpverlener blind is
voor de overdracht van de cliënt. Dan voelt hij/zij zich door
diens affectie gevleid en voedt zich met de positieve
overdracht: eindelijk eens iemand die hem/haar waardeert en
zijn of haar werk op waarde schat. Aldus kan de hulpverlener
van zijn of haar cliënt afhankelijk worden en diens
overdrachtsgevoelens zelfs op subtiele wijze stimuleren.
In
het onderstaande voorbeeld sluit de overdracht van de cliënt
naadloos aan op de tegenoverdracht van de hulpverlener. Alles
lijkt koek en ei, terwijl er in feite sprake is van een
wederzijdse afhankelijkheid die het therapeutische proces
schaadt.
Wanneer
Karien vier jaar is, krijgt zij een broertje. Het kind is
ziekelijk. Kariens moeder geeft hem alle aandacht. Als het na
een jaar sterft, is de moeder ontroostbaar en trekt zich
emotioneel terug. Door ziekte en dood van haar broertje krijgt
Karien onvoldoende aandacht en bevestiging. Karien voelt de
nood van haar moeder en probeert haar zo min mogelijk tot last
te zijn. Zij ontwikkelt zich tot een aangepast en onzeker
meisje.
Bij haar hulpverlener krijgt Karien de aandacht waarnaar zij
hunkert. Hierdoor is zij in staat gevoelens te uiten waarvoor
zij buiten de therapiekamer terugschrikt. Zij is goed in staat
verdriet en angst toe te laten, maar heeft moeite met het
uiten van haar gevoelens van onmacht en woede. Karien steekt
haar dankbaarheid jegens de hulpverlener niet onder stoelen of
banken. De hulpverlener is gecharmeerd van Kariens waardering
en zonder het te beseffen wakkert zij die aan. Zo laat zij
regelmatig doorschemeren dat Karien haar favoriete cliënt is.
Dat andere cliënten in therapie niet zo’n vooruitgang
boeken. Ook laat zij zich zo nu en dan ontvallen hoe trots zij
is op haar zelfverzekerde jongvolwassen dochters waarmee zij
de suggestie wekt een goede moeder te zijn. Deze subtiele
signalen versterken Kariens idealisering.
Van haar manipulaties is de hulpverlener zich echter niet
bewust. Haar eigen onzekerheid en behoefte aan waardering
maken haar blind. Karien voelt de behoeftes van haar
hulpverlener intuïtief aan. Zij doet wat van haar wordt
verwacht, zoals zij als kind aan de wensen van haar moeder
tegemoetkwam.
Met een behoeftige hulpverlener en een idealiserende cliënt
verwordt de therapie tot een verbond van onderlinge
bevestiging, van een ideale moeder en een voorbeeldig kind. In
dit weldadige bad van wederzijdse affectie komt Karien niet
toe aan de verwerking van de verdrongen woede en onmacht over
het chronisch tekort aan aandacht in haar jeugd. Integendeel.
Zij voert het aangepaste kind uit haar jeugd weer ten tonele.
Aldus is de hulpverlener medeverantwoordelijk voor de
instandhouding van Kariens psychische problematiek. |
Nabijheid:
Verlossing
Er
zijn hulpverleners die dermate met hun cliënt zijn begaan dat zij
hem of haar van alle pijn en verdriet willen verlossen. Vooral als die cliënt in de
ogen
van de hulpverlener een groot leed draagt. Ter compensatie voor
de
in het verleden geleden pijn wil hij of zij de cliënt geven wat hij/zij hem nooit en
te
nimmer kan geven: een heden waarin alle leed is geleden en geen
pijn
meer bestaat. Het onderstaande voorbeeld laat zien hoe de hulpverlener
de
regie van het leven van haar cliënt overneemt en hoe professionele
grenzen
daarmee vervagen.
Ronnie
voelde zich als kind eenzaam en ongelukkig. Als jonge
vrouw
is zij gedeporteerd naar het naziconcentratiekamp Auschwitz en
ze
heeft dat ternauwernood overleefd. Teruggekeerd, belandt zij in een
kil
huwelijk. Na een echtscheiding besluit zij zich voor haar jeugd- en
oorlogstrauma’s
te laten behandelen. Ronnie spreekt met waardering
over
haar hulpverlener:
‘Zij
had veel Auschwitz-overlevenden in therapie en kende het kamp
tot
in de finesses. Als ik bijvoorbeeld zei: de Lagerstrasse of Block
29
dan
wist ze precies waarover ik het had. Ik heb bij haar veel over
mijn
angsten in het kamp kunnen praten. Ik heb ook heel wat tranen
gelaten
over mijn vreselijke jeugd en het koude gedrag van mijn
moeder
bij mijn terugkeer uit het kamp. Bij mijn therapeute vond
ik
de warmte, het begrip en het vertrouwen die ik altijd zo had gemist.
Bij haar kon ik uithuilen. Ik mocht haar altijd bellen, wanneer
en
waar dan ook. Ook ’s nachts. Daar maakte ik graag gebruik van.
Toen
ik bijvoorbeeld eens erg overstuur was, belde ik haar om twee
uur
in de nacht op. Ze zei: “Weet je wat? Trek iets aan over je pyjama,
ik
stuur een taxi en kom dan maar hier.” Ik heb toen de hele nacht
bij
haar zitten praten en huilen.’
Zoals
meer hulpverleners die met ernstig getraumatiseerde cliënten werken,
kan
Ronnie’s hulpverlener de pijn van haar cliënt niet aanzien. Zij is
constant
beschikbaar zoals een moeder voor haar kind. Zij wil haar
cliënt
ieder ogenblik kunnen verlossen van haar momentane pijn. De
gevolgen
van haar trauma’s ongedaan maken. Zij meent hulp te bieden.
Onbaatzuchtig
of edelmoedig te zijn. Maar, hoe goed ook bedoeld, de
cliënt
is er niet mee gebaat. Een vakbekwame hulpverlener weet dat
een
cliënt verantwoordelijk voor zijn of haar eigen leven is en zijn/haar eigen keuzes
maakt.
Dat de niet-aflatende zorg verslavend is en zijn cliënt meer slecht
dan
goed doet. Hij of zij geeft zijn/haar cliënt – binnen de therapeutische context
–
slechts middelen in handen om zelf zijn leven te veranderen.
Een
hulpverlener die dag en nacht klaarstaat, zal zich – om welke
reden
dan ook – vroeg of laat genoodzaakt zien de hulp te staken. En
wanneer
dat moment is aangebroken, loopt de hulpverlener de kans in de ogen van
de
cliënt van helper in ‘dader’ te veranderen.
|
Gevaarlijk
medelijden
In
zijn roman Ungeduld des Herzens uit
1939 heeft Stefan Zweig (1881–
1942)
op prachtige en indringende wijze beschreven hoe gevaarlijk de
niet-aflatende
zorg voor een ander kan zijn. Zweig, die lange tijd in
Wenen
woonde, was onder de indruk van het werk van zijn stadgenoot
Sigmund
Freud en schreef meerdere psychologische romans. Ungeduld
des
Herzens is een van zijn beste. In
Nederland verscheen de roman
onder
de titel Edith.
In Frankrijk kwam het boek uit als La
pitié dangereuse
(Het
gevaarlijke medelijden), een titel
die de lading goed dekt.
Hoofdpersoon
in de roman is Anton Hofmiller, een vriendelijke en
gevoelige
vijfentwintigjarige luitenant die gelegerd is in een Hongaars
garnizoenstadje
kort voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.
Hofmiller
ontvangt een uitnodiging voor een diner in een naburig slot,
waar
hij Edith, de zeventienjarige dochter des huizes, ten dans vraagt.
Hij
ziet echter niet dat haar benen verlamd zijn. Hofmiller voelt medelijden
met
het meisje en om zijn blunder goed te maken, bezoekt hij
haar
een paar maal. Edith fleurt hier zozeer van op, dat Hoffmiller zich
verbaast.
Hij beseft dat zijn troost hem macht geeft. Vanaf dat moment
neemt
zijn leven een wending. Hij ervaart het als een verheven doel
anderen
van dienst te zijn. Die ervaring wordt allengs sterker en al gauw
ontleent
hij er de zin van zijn bestaan aan.
Wat?
Ook ik, middelmatige jongeman, had macht over andere
mensen?
(…) Ik, luitenant Hofmiller, kon iemand helpen, ik kon
iemand
troosten? (…) Wat had ik eigenlijk gedaan? Ik had een beetje
medelijden
getoond (…) en dat was al genoeg geweest. (…)
Alleen
al dit voornemen, te helpen en van nu af anderen nuttig te
zijn,
wekt in mij een soort geestdrift op. (…) Eerst, zodra men weet
dat
men ook voor anderen iets is, voelt men een zin en zending van
het
eigen bestaan.
Zijn
medelijden is echter niet zonder gevaar. Het werkt verslavend, niet
alleen
voor hemzelf, maar ook voor Edith. Zonder dat Hofmiller het in
de
gaten heeft, wordt het meisje hartstochtelijk verliefd op hem. Ediths
behandelend
arts legt hem uit:
Alleen
in het begin is medelijden – net als morfine – een weldaad
voor
de zieken, een geneesmiddel, een redmiddel, maar wanneer
men
niet goed weet de dosis te bepalen en wanneer te stoppen,
wordt
het een moorddadig gif. Met de eerste paar injecties doet men
goed,
die kalmeren, die verzwakken de smart. Maar noodlottig genoeg
bezit
het organisme, het lichaam zowel als de ziel, een angstwekkend
aanpassingsvermogen;
zoals de zenuwen steeds meer morfine nodig
hebben,
heeft het gevoel steeds meer medelijden nodig,
en
ten slotte
meer
dan men geven kan. Eens komt onvermijdelijk
het
ogenblik, daar
en
dan, waarop men ‘Neen’ moet zeggen en zich
er
niet om mag
bekommeren,
of de ander ons voor deze laatste weigering
meer
haat,
dan
wanneer men hem nooit geholpen had. Ja,
beste
luitenant, men
moet
zijn medelijden goed in toom houden,
anders
richt het erger
schade
aan dan alle onverschilligheid.
Hofmiller
kan Ediths dwingende emotionele appèl echter niet weerstaan.
Want,
zo merkt Stefan Zweig op, juist de "getekenden", "misvormden"
en "buitengeslotenen", degenen die zoals Edith geen kans en
hoop
hebben, begeren met een "fanatieke en duistere hartstocht". De
luitenant
verlooft zich zelfs tegen zijn wil met Edith. Tegenover zijn
kameraden
ontkent hij de verloving. Wanneer dit Edith ter ore komt,
maakt
zij een einde aan haar leven.
Afstand:
Een koude muur
Soms
is een hulpverlener zo vervuld van zijn of haar eigen
theoretische uitgangspunten dat hij/zij geen oog meer heeft
voor de cliënt. Binnen de psychoanalytisch georiënteerde
therapieën, bijvoorbeeld, zijn overdracht en tegenoverdracht
kernprocessen in de behandeling. Dan is het zaak dat de
hulpverlener zo min mogelijk van zichzelf laat zien zodat de
overdracht van zijn of haar cliënt maximaal is. Daarop is de
bekende karikatuur van de 'hummende hulpverlener' terug te
voeren. Sommige hulpverleners nemen het echter wel heel nauw
met de juiste distantie die zij in acht dienen te nemen.
Sophie
is in therapie bij een hulpverlener die psychoanalytisch
is geschoold. Hij neemt zijn taak uiterst serieus. Sophie
vertelt: "Hij zat met zijn armen strak over elkaar. Kil
en afstandelijk. Een mond als een streep. Vroeg mij niks en
zat alleen een beetje te duiden. Hm… hm…, dit betekent
zus, dat betekent zo, juist ja, dan hebben we te maken met dat
en dat. Hij keek mij niet eens aan. Ik had het gevoel dat ik
tegen een muur sprak. Toen hij eens op vakantie ging, vroeg ik
vriendelijk: waar ga je naartoe? Daarop zei hij: dat gaat jou
niet aan. Ik was perplex! Ik dacht: denk je soms dat ik
meewil?! Toe nou zeg, het mag toch wel een beetje persoonlijk.
Niet zo steriel. Ik heb menselijk contact nodig. Maar ik
durfde er niks van te zeggen. Daarvoor was hij te koud." |
Afstand: Hulpverlener (r) bang voor
de problemen van de cliënt
Hoogmoed:
Onmisbaar
Het
gebeurt nogal eens dat de hulpverlener zijn cliënt als afhankelijk
en
onmondig ziet, en zichzelf een centrale rol in diens leven toeschrijft.
Een voorbeeld.
Max
gaat in therapie wegens aanhoudende neerslachtigheid. Na de intake staat
hij lange tijd op een wachtlijst. In die
wachttijd
schraapt hij al zijn
krachten
bij elkaar en ontplooit een aantal
initiatieven.
Wanneer de behandeling
begint, voelt hij zich een
stuk
beter.
De hulpverlener is er
echter
van overtuigd dat het niet goed
met Max gaat. Zij acht het onmogelijk
dat Max zonder haar hulp is
opgeknapt.
|
|
|
|
Onmacht:
Een boze hulpverlener
Voor
een hulpverlener kan het moeilijk te verteren zijn wanneer een
cliënt kritiek op de behandeling heeft. Hij of zij spant zich immers
voor hem in en wil waardering voor zijn inzet.
Coen
koestert zich aanvankelijk dankbaar in de warme belangstelling
van zijn mannelijke hulpverlener. Maar na verloop van tijd
voelt hij zich steeds minder op zijn gemak. Hij gaat zelfs
tegen de sessies opzien. De hulpverlener begint hem te
irriteren. Diens overdreven dictie staat hem niet aan.
Eigenlijk wel een arrogante kwast, vindt Coen. Als hij eens te
laat is voor zijn wekelijkse afspraak, vraagt de hulpverlener
hem vriendelijk in het vervolg op tijd te komen of – als dat
niet lukt – de afspraak af te zeggen. Precies mijn vader,
denkt Coen. Altijd bij het minste of geringste aanmerkingen.
En hij geeft de hulpverlener de wind van voren. Na een
aanvankelijke idealisering beleeft Coen zijn hulpverlener als
evenbeeld van de 'slechte' ouder, zijn autoritaire vader.
De
hulpverlener verliest uit het oog dat hij zijn cliënt van
dienst is wanneer hij binnen van tevoren afgesproken
spelregels als projectiescherm voor diens frustraties
fungeert. Dat hij tijdelijk diens surrogaatvader (c.q. -moeder)
is. Daardoor trekt hij zich zich de kritiek van zijn cliënt
persoonlijk aan. Hij voelt zich gekrenkt en afgewezen. Ten slotte schiet hij in
de verdediging en wordt zelfs kwaad. 'Alles goed en wel, maar
ik laat mij niet beledigen.' 'Ook ik heb mijn grens. Ik pik
dit niet.' Voorbeelden van onmacht die beletten dat Coen zijn
pijn over het autoritaire gedrag van zijn vader in de
behandelkamer verwerkt. |
|
|
|
Minderwaardigheid:
Een jaloerse hulpverlener
Hulpverleners
die hun werk goed doen, genieten daar meestal van. Zo
kan
een hulpverlener genoegen scheppen in het feit dat hij of zij een cliënt
weer
in contact brengt met diens innerlijke spankracht. Iemand zien opbloeien,
kan aanstekelijk zijn. Maar hulpverleners zijn ook wel eens
jaloers.
Jaloers op sportieve, intellectuele of kunstzinnige prestaties van
hun
cliënt, op diens maatschappelijk succes, amoureuze avontuurtjes
of
mooie uiterlijk – op dingen waarin de cliënt zich onderscheidt van
anderen,
waarop hij of zij trots is.
Wie
zijn eigenheid respecteert, kan ook anderen waarderen om wie
zij
zijn. Wie echter onvrede met zichzelf heeft, zich onzeker of minderwaardig voelt,
is geneigd zich aan anderen te spiegelen. Dan ligt jaloezie
op
de loer.
Een
hulpverlener zal niet
gauw
afgunstig zijn zolang de cliënt er slechter aan
toe is dan hij of zijzelf.
Dat
is meestal het geval op het moment dat de cliënt zich
voor therapie
aanmeldt.
Bang, verdrietig of wanhopig zoekt de cliënt steun
en stelt
zich
daarmee afhankelijk op. Maar mensen die besluiten in
therapie te
gaan,
zijn niet uitsluitend zielige hoopjes ellende. Iedereen heeft
sterke
en
minder sterke kanten. Iemand die in behandeling is voor relatieproblemen,
bijvoorbeeld,
kan op zijn werk voortreffelijk functioneren.
Wanneer
een hulpverlener jaloers op zijn of haar cliënt wordt, is het niet
ondenkbaar dat
hij/zij – in plaats van diens vitaliteit te benadrukken – diens
zelfvertrouwen
ondermijnt.
Hier
volgt een voorbeeld van een hulpverlener
die
de prestaties van zijn cliënt
minimaliseert wanneer deze aan
zijn
eigen deskundigheid grenzen.
Carlo
is in therapie wegens terugkerende gevoelens van depressie,
die
worden afgewisseld met periodes van euforie. Hiervoor is hij al
jaren onder
behandeling en ook opgenomen geweest in een psychiatrisch
centrum.
Over zijn ervaringen in de psychiatrie heeft hij een egodocument
geschreven.
Opgetogen vertelt Carlo zijn mannelijke hulpverlener dat het
boek
in gunstige zin op de radio is besproken. Met name de heldere
manier
waarop hij zijn psychische problemen in kaart heeft gebracht,
werd
geprezen. Niet alleen nuttig voor cliënten, maar ook voor
hulpverleners,
zo
werd gezegd. De reactie van de hulpverlener is: ‘Ja, ja, leuk.
Zelf
heb ik naast mijn drukke praktijk beslist geen tijd om zulk soort
voorlichtingsboekjes
te schrijven.’
|
naar
boven
Macht
en manipulatie: seksueel misbruik door een hulpverlener
Het
hellend vlak
Iedereen
kan op zijn vingers natellen dat een hulpverlener geen seksuele
relatie met zijn cliënt mag aangaan. Toch gebeurt het. Seksueel
misbruik is een
ernstige vorm van grensoverschrijding. Meestal gaat dat
niet van de ene dag op de andere. De aanloop tot het misbruik
kan lang
zijn en gaat meestal stapje voor stapje. Het kan bijvoorbeeld
beginnen met een net iets te lange handdruk en een broeierige
blik bij het
afscheid. De handdruk kan een tijd later een omhelzing worden.
Of de hulpverlener
begint in de behandelkamer over zichzelf te praten, laat
de sessie uitlopen, stelt voor de sessie met een gezamenlijke
lunch te
combineren. Hij geeft en accepteert cadeautjes of biedt de
cliënt een lift
naar huis aan. De cliënt kan zich hierdoor gevleid voelen.
Menen dat
de relatie gelijkwaardig wordt. Wanneer de cliënt met de eerste
stap meegaat,
is het moeilijk de volgende te weigeren. Wie 'A' zegt, moet
ook 'B' zeggen. De
cliënt schenkt de hulpverlener in de behandeling zoveel
vertrouwen dat er een unieke band ontstaat. Als de hulpverlener
dan ook nog eens
beweert veel om de cliënt te geven, wordt het voor de cliënt
steeds moeilijker buiten de therapeutische kronkels te blijven.
In de
Engelstalige vakliteratuur wordt in dit verband wel gesproken
over de
slippery slope, het
hellend vlak van grensoverschrijdend gedrag, waar
de cliënt vanaf glijdt totdat het seksuele contact een feit is.
Hieronder
volgt het schrijnend relaas van een jonge vrouw die binnen de vier
muren van de behandelkamer achter de gesloten deur met het
bordje Niet storen
door haar hulpverlener wordt gemanipuleerd en seksueel misbruikt.
Ernstige
jeugdtrauma's. Inge groeit op als enig kind in een provinciestadje met een moeder die last heeft van
terugkerende psychotische wanen. Haar
vader is voor zijn zaak veel op reis. Van jongs af aan moet Inge
zorgen dat haar
moeder emotioneel min of meer in evenwicht blijft. Als
kleuter
ontwikkelt zij een radar voor haar moeders angsten en neemt
zij haar
regelmatig bij de hand om haar gerust te stellen. Zij wordt
haar moeders
vertrouweling, steunpilaar en trooster – een 'engeltje',
zoals haar
moeder haar noemt. Daarmee verzekert Inge zich van 'liefde'.
Op de meest
onverwachte momenten wordt zij echter door haar moeder
beschuldigd van dingen die zij niet heeft gedaan. Dan raast en
tiert haar
moeder, en geeft haar soms hardhandig slaag. Inge kan het
niet met elkaar
rijmen: het ene moment is zij een engeltje, het volgende
moment wordt
zij afgeranseld. Het is alsof zij twee moeders heeft:
een lieve en
een kwade. Daarmee kan Inge niet leven. Als haar moeder
gewelddadig
wordt, splitst zij haar gevoelens van angst en machteloosheid
af en schakelt
zij haar gevoel uit. Wanneer Inge’s vader van zijn zakenreizen
thuiskomt, neemt hij de valse beschuldigingen van zijn
vrouw over. Zo
klein als ze is, staat Inge er helemaal alleen voor. Zij
komt zoveel
ouderliefde tekort dat zij een chronische hunkering naar
liefde en
bevestiging ontwikkelt. Opgroeiend, kan zij zich niet meer
voorstellen dat
er liefde zonder angst, pijn en zelfverloochening bestaat.
Zij springt als vanzelf in de rol van helper. In die rol voelt
zij zich 'normaal'
In
therapie. Tijdens haar opleiding tot maatschappelijk werker
raakt Inge overspannen en
krijgt zij last van ernstige concentratieproblemen. Soms zit
zij uren boven
haar boeken te suffen. Achteraf weet zij niet meer wat er
in haar omging.
Met deze klachten meldt zij zich in een groepspraktijk aan.
Waardering.
Hulpverlener Rob neemt haar in behandeling. Inge mag hem graag.
Na vier sessies nodigt Rob Inge’s ouders voor enkele
gesprekken uit.
Daarna spreekt Rob zijn bewondering uit voor de invoelende wijze
waarop Inge met
haar moeder omgaat. Volgens hem zou zij een prima hulpverlener
zijn. De rollen zouden net zo goed kunnen worden omgedraaid,
vindt hij, zij hulpverlener en hij cliënt, want hijzelf heeft
ook een moeilijke
jeugd gehad.
Inge vindt deze opmerking een beetje vreemd.
Maar Robs waardering overstemt haar bijgedachten. Zij voelt
zich gevleid en
krijgt weer wat eigenwaarde.
Wederzijdse
verliefdheid. Robs
warme stem en complimenten roepen bij Inge gevoelens van verliefdheid
op. De hunkering naar de ideale ouder die zij nooit heeft
gehad, gaat haar
parten spelen. Wanneer zij haar gevoelens schoorvoetend aan
Rob bekent, zegt Rob op zijn beurt dat hij verliefd op haar
is. Dat zoiets in therapie kan gebeuren en dat het helemaal geen
probleem is. Dat
het een goede behandeling niet in de weg staat. De therapie
gaat gewoon door. Er wordt niet meer over gesproken. Inge
laat dit zo. Want,
zo zegt zij: "Ik ging ervan uit dat een therapeut niet iets
zou doen wat een cliënt zou kunnen schaden. In die tijd dacht
ik namelijk nog dat Rob een goede therapeut was. Ik had een
ideaalbeeld van een therapeut. Een therapeut is eerlijk, wil het
beste voor je, van zijn vak weet hij alles, je
kunt je op hem verlaten. Ik zag, kortom, een heleboel mooie
dingen in hem die
er niet waren."
Seksueel
misbruik. "Zonder dat ik het in de gaten had, werkte hij
langzaam naar misbruik toe.
Zo weet ik nog dat hij mij een keer
onder hypnose probeerde te brengen. Ik lag op de grond. Hij
zat boven mij,
over mij heen gebogen. Ik herinner me dat ik me niet veilig
voelde. Dat ik dacht: hier is iets niet in orde. Hij zal wel op
een bepaalde
manier naar mij hebben gekeken. Maar ja, dacht ik, hypnose
is nieuw, daarom
is het eng. Ik zette mijn twijfels snel van mij af.
Want ik vertrouwde hem grenzeloos."
Wanneer
Inge voor een cursus een paar weken naar Drenthe gaat, neemt
Rob haar bij het afscheid lang en teder in zijn armen. Daarover
raakt zij in de
war. Zij wil er met Rob over praten. De gesprekken verlopen
warm en innig. De gevolgen blijven niet uit. Inge belandt met
Rob in bed.
Manipulatie en isolement. Tijdens haar verblijf in
Drenthe verlangt zij alleen nog maar naar Rob.
Als zij terug is, begint zij een verhouding met hem. Rob wordt
nummer één in haar leven. Zij verwaarloost haar studie en
raakt geïsoleerd. Geleidelijk gaat Rob haar gevoelsleven
beheersen. Hij schendt de beroepscodes des te meer door Inge in
therapie te houden.
"Tijdens de behandeling in zijn praktijk zaten we op een
bank, handjes vasthoudend en zoenend over onze relatie te
praten. Ik dacht wel vaak: o, als de zorgverzekeraar dit
eens wist. Dit betaalt de gemeenschap. Dit kan niet! Daarom
wilde ik met de
therapie stoppen. Rob schrok daarvan. Toen ging hij manipuleren:
als je stopt, weet
ik niet of je mij privé nog ziet. Als we doorgaan, weet
je zeker dat we elkaar iedere week zien."
Angst
om niet te worden geloofd. Zo houdt Rob Inge gevangen
in de 'therapie'. Binnen de therapeutische relatie
is zij nog steeds 'cliënt' en heeft hij controle over haar.
Mocht de relatie aan het licht komen, dan kan Rob zich
verschuilen achter een pseudodiagnostiek. Als hulpverlener zou
hij kunnen zeggen dat Inge last heeft van wanen en alles uit
haar duim zuigt. Inge voelt dat intuïtief aan. Want als kind
werd zij door haar moeder vaak vals beschuldigd. En wie geloofde
haar toen?
Sadistische
trekjes. Met inspanning van al haar krachten beëindigt zij
de 'therapie'. Maar
Rob kan niet buiten Inge en zoekt haar thuis op. Door haar bodemloze
behoefte aan
liefde en bevestiging is Inge niet bij machte weerstand te
bieden. Zij zetten hun verhouding voort. Rob ontpopt zich
als een man met
sadistische trekjes. Nu eens is hij teder, dan weer wreed.
Daarin lijkt
hij op Inge’s moeder. Inge probeert haar gevoelens van
angst en
machteloosheid met dissociatie af te weren, zoals zij ook als
kind deed.
De
hulpverlener kampt met onverwerkte trauma's. Rob en
Inge bellen elkaar iedere avond. Uit de lange telefoongesprekken
blijkt dat
ook Rob heeft geleden onder een psychisch gestoorde moeder. Met
inzet van heel
haar wezen probeert Inge hem terzijde te staan. De rollen
zijn nu
volledig omgedraaid, zoals dat ook met haar moeder het geval
was: Rob is de cliënt
en Inge de hulpverlener. Zo probeert Inge van Rob een goede ouder te maken.
Eindelijk
een bekwame hulpverlener. Na het staken van de 'therapie'
duurt de relatie nog een half jaar. Dan
is Inge in staat zich van Rob los te maken en gaat zij in
therapie bij een
bekwame en ervaren vrouw. Deze keurt Robs gedrag niet goed,
maar begrijpt Inge’s
tegenstrijdige gevoelens jegens hem. Als Inge zo nu
en dan de 'slechte moeder' op haar projecteert, bewaart zij haar
neutrale empathie.
In de behandeling krijgt Inge greep op wat
haar is overkomen – in de relatie met Rob en in haar jeugd.
Zij leert 'mentaliseren',
na te denken over haar gevoelens, verlangens en gedachten,
en over hoe die zijn ontstaan. Aldus leert zij een onderscheid
te maken tussen
wat bij haar traumatische kindertijd hoort en wat
bij het heden. Het
duurt echter lang voordat zij het drama met Rob in volle omvang
beseft.
Uiteindelijk ziet zij in dat Rob als tegenoverdracht de
frustraties jegens
zijn moeder op haar heeft geprojecteerd en misbruik heeft
gemaakt van haar
behoefte aan aandacht en bevestiging. |
Zie
ook de autobiografie van de cabaretier Sara Kroos
Rood is ja (2022).
In het boek vertelt Sara dat ze ln een psychiatrische kliniek seksueel
werd misbruikt door haar hulpverlenert die haar juist diende te helpen
met het verwerken van het misbruik uit haar jeugd.
1
De gevalsbeschrijvingen in deze tekst
zijn
gebaseerd
op gesprekken
met voormalige cliënten over hun ervaringen in de hulpverlening. Namen en persoonlijke
bijzonderheden zijn veranderd om anonimiteit te waarborgen.
©
Saar Roelofs (2008).
Op
tekst en cartoons rusten auteursrechten.
Bij
het regionaal tuchtcollege voor de gezondheidszorg in
Amsterdam werd eind 2019 een tuchtzaak behandeld waarin
tegenoverdracht een belangrijke rol speelde. De aangeklaagde
hulpverlener is dan psychotherapeut en (inmiddels emeritus)
hoogleraar in chronische traumatisering. Hij is
gespecialiseerd in dissociatie bij getraumatiseerde mensen en
schreef daarover diverse standaardwerken. Hij werkte als
psycholoog-psychotherapeut bij enkele ggz-instellingen en is
jarenlang opleider geweest. Verder geniet hij wereldwijd
bekendheid en ontving hij diverse onderscheidingen. Maar bijna
niemand wist welke misstanden zich in zijn behandelkamer
afspeelden. Totdat een van zijn cli・nten
een tuchtzaak aanspande. De uitspraak van het tuchtcollege is
vernietigend: volgens het college was er sprake van
aanzienlijke en volstrekt onaanvaardbare afwijkingen van de
normen binnen de beroepsgroep. De psychotherapeut
beëindigde de behandelrelatie echter pas toen hij als gevolg
van de behandeling van zijn cliënt geheel uitgeput was en
last kreeg van paniekaanvallen.
Hierna
volgen enkele passages uit de beslissing van het college.
Daarin wordt de cliënt
'klaagster' genoemd en de psychotherapeut 'verweerder'. Wegens
de leesbaarheid is het taalgebruik van de uitspraak enigszins
gestroomlijnd.
Hulpverlener
veroorzaakt intens lijden
Klaagster is ruim 20 jaar bij verweerder in behandeling
geweest. Zeker in de laatste tien jaren was tussen beiden sprake
van een buitengewoon en ongebruikelijk intensief contact. Zo
vonden er in de periode 2012 tot het einde van de behandeling in
2015 twee à drie zittingen per week plaats die soms vijfenhalf
uur per keer in beslag namen. Daarnaast was er vrijwel dagelijks
telefonisch contact; tijdens een zeer langdurige periode is
sprake geweest van twee telefonische contacten per dag, die in
ieder geval tussen de 15 en 25 minuten duurden. Ook hebben
huisbezoeken plaatsgevonden. Verder stuurde verweerder klaagster
e-mails met zeer persoonlijke teksten over hun relatie en ruim
200 kaarten met dergelijke teksten, gaf hij klaagster een
aanzienlijke hoeveelheid geschenken (waaronder cd’s, boeken en
sieraden) en sprak hij op het antwoordapparaat van klaagster
persoonlijke teksten in. Dit om klaagster te laten zien dat hij
aan haar dacht en haar niet alleen liet. Voorts heeft verweerder
met klaagster uitgebreid gesproken over problemen die hem
persoonlijk bezighielden, waaronder problemen uit zijn verleden
en zijn destijds bestaande huwelijksproblemen die het gevolg
waren van het intensieve contact met klaagster. Ten slotte
beëindigde verweerder de therapiesessies veelal met een
omarming/omhelzing, hetgeen bepaald niet in overeenstemming is
met hetgeen gebruikelijk en aanvaard is binnen de beroepsgroep.
Uit
het door verweerder overgelegde dossier blijkt dat er niet
periodiek en frequent behandelplannen zijn opgesteld en
behandeldoelen zijn geformuleerd. Uit het dossier volgt ook niet
of, en zo ja, welke voortgang in de behandeling is geboekt en
welke doelen zijn bereikt. Weliswaar blijkt uit het dossier dat
verweerder met enige regelmaat collega's heeft geraadpleegd met
de vraag hoe hij de behandeling zou kunnen verbeteren, maar
daarbij heeft hij geen gebruik gemaakt van een gestructureerde
vorm van intervisie zoals binnen de beroepsgroep gebruikelijk
is. Gelet op de zeer langdurige en complexe problematiek die aan
de orde was en de problemen die verweerder zelf ondervond, had
verweerder – zeker daar hij als expert op het gebied van
feedback geldt – dienen te weten dat een vraag om advies of
hulp onvoldoende garanties geeft voor een deugdelijke analyse
van de problematiek en een goed inzicht in het eigen handelen.
Dit
alles is des te verwerpelijker nu bij verweerder al vanaf het
begin van de behandeling het idee bestond dat de geboden hulp
niet effectief was. Verweerder omschrijft dit idee in zijn
verweerschrift als volgt: ”Hij had het gevoel dat de
behandeling het intense lijden van klaagster in stand hield en
zelfs versterkte.” Verweerder heeft de behandelrelatie echter
pas beëindigd toen hij met name als gevolg van de behandeling
van klaagster geheel uitgeput was en last kreeg van
paniekaanvallen.
Zeker
gelet op de standpunten die hij in zijn boeken inneemt en op
congressen uitdraagt, is het onbegrijpelijk dat verweerder in de
complexe situatie waarin hij verkeerde niet heeft gezorgd voor
deugdelijke feedback en/of intervisie, maar heeft volstaan met
het vragen van raad aan en het betrekken van collega's bij de
behandeling. Daarbij heeft verweerder zich bij de behandeling
niet gehouden aan de voor zijn beroepsgroep geldende regels en
uitgangspunten. Er is geen sprake geweest van geringe
afwijkingen van hetgeen binnen de beroepsgroep gangbaar is, maar
van aanzienlijke en volstrekt onaanvaardbare afwijkingen. Van
verweerder als behandelaar had mogen worden verwacht dat hij,
toen hem al geruime tijd duidelijk was dat hij niet tegen de
situatie was opgewassen, de behandelrelatie had verbroken. In
plaats daarvan heeft hij de behandelrelatie tien jaar doorgezet
op een wijze waarvan hij wist dat deze bepaald niet was
aangewezen en zelfs schadelijk was voor klaagster. Het college
rekent dit verweerder zwaar aan.
Tijdens
de zitting erkent de psychotherapeut zijn falen en betuigt hij
zijn spijt. Het opleggen van een verdergaande maatregel dan het
verbod tot herinschrijving in het BIG-register(waarin de
therapeut niet meer ingeschreven stond) is voor het tuchtcollege
niet mogelijk.*
*
BIG staat
voor Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg. De Wet BIG
zorgt ervoor dat de kwaliteit van de gezondheidszorg hoog is en
blijft. Ook beschermt de Wet BIG patiënten
tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van zorgverleners.
Dit doet de Wet BIG onder andere met het BIG-register.
__________________
Tuchtrecht
Overheid. Zaaknummer 2019/1799. Uitspraak op 7-11-2019.
Zie website: https://tuchtrecht.overheid.nl/ECLI_NL_TGZRAMS_2019_22
|
"In
de war"
In
de Volkskrant van 4 januari 2020 vertelt de cliënt uit de bovengenoemde
tuchtzaak, Hilly, haar verhaal. Haar motivatie is dat ze publiek wil
maken hoe gemakkelijk het is om wangedrag in de ggz te verbergen.
Hilly
had een traumatische jeugd. Haar ouders kampten met een oorlogstrauma,
twee broertjes stierven toen ze nog een kind was en haar vader
overleed op haar zestiende. Daarover werd thuis niet gepraat. Op haar
achtste is ze door een twintigjarige buurjongen seksueel misbruikt. Op
haar 43ste gaat ze in therapie bij de expert op het gebied van
trauma en dissociatie. Maar de behandeling ontspoort enorm.
Hoe
kon dat gebeuren? Evenals Hilly's ouders kampten de ouders van haar
hulpverlener met een oorlogstrauma. En de hulpverlener heeft net als
Hilly een broer verloren. Maar de expert op het gebied van trauma en
dissociatie bleek zijn eigen problemen niet te hebben verwerkt. Over
die problemen begon hij tijdens de therapiesessies te praten. Hilly:
“Hij probeerde via mij zijn eigen problemen op te lossen.”
Waarom
ging Hilly niet weg, naar een andere hulpverlener? Omdat ze dacht dat
het ging om een therapie zoals haar therapeut in zijn boeken
beschreef. Omdat ze dacht: het ligt aan mij. Omdat ze in de war was
over zijn gedrag: hij was nu eens dominant en defensief, dan weer zeer
betrokken. Omdat ze hoopte op een goede afloop van de behandeling: "Telkens
gaf hij hoop en beloofde hij dat de therapie zou slagen."
Bovendien, wie zou haar geloven als ze naar een andere hulpverlener
zou gaan? Hilly: "De wereld van de geestelijk gezondheidszorg is
gesloten. Mijn therapeut was een internationaal bekende hoogleraar.
Mensen waren onder de indruk van hem. Wie durfde aan hem te twijfelen?
Voor mij was het alsof iedereen elkaar de hand boven het hoofd hield."
Kortom, Hilly zat klem.
Visser.
E. de & en M. Effting (2020, 4 januari). Klem in de spreekkamer:
als een psychotherapeut te ver gaat. De Volkskrant
Grillig
Hilly's
hulpverlener was jarenlang niet in staat tot een effectieve traumabehandeling.
Maar hij kon de behandelrelatie ook niet verbreken. Hij liet de
relatie hoe dan ook voortbestaan. Hij had Hilly immers nodig. Voor de
voortzetting van de relatie was Hilly's instemming noodzakelijk. Hoe
kreeg hij dat voor elkaar?
Uit Hilly's opmerkingen in de Volkskrant blijkt onder meer dat
zij in de war was over het grillige gedrag van haar hulpverlener: deze
wisselde dominantie en afweerreacties af met empathie. In termen van
de gedragstherapie lijkt hier sprake te zijn van zogeheten
intermitterende beloning, dat wil zeggen dat gedrag slechts in een
deel van de gevallen, op willekeurige momenten, wordt beloond.
Intermitterende beloning is een effectieve manier om iemand te binden
of een bepaald
gedrag in stand te houden. Denk bijvoorbeeld aan gokverslaving. Bij
gokken wordt ook maar af en toe een beloning uitgekeerd. Misschien
bleef Hilly daarom "in
therapie". |
naar
boven
|