In
Saar Roelofs' boek Niet storen
uit 1997
wordt aan de hand van de vakliteratuur, dossieronderzoek en
eigen observaties (als afdelingshoofd, onderzoeker & gedragstherapeut in de
ggz)
de status quo van de instellingen voor ambulante ggz uit die tijd beschreven.
In
het boek reikt de auteur (potentiële) cliënten onder meer
middelen aan om te zien of ze bij een bepaalde hulpverlener al dan
niet in goede handen zijn. Cliënten dienen zodanig geïnformeerd te
worden dat ze in staat zijn de hulpverleningsrelatie mede vorm te
geven zodat de relatie een samenwerkingsrelatie wordt die niet
eenzijdig door de hulpverlener wordt gedefinieerd.
Wellicht
kan deze info mensen die in therapie zijn of gaan, aanmoedigen
om niet alleen te af te gaan op de visie van de hulpverlener maar ook
te vertrouwen op hun eigen inzichten in wat
nuttig en zinvol voor hen is.
Hierna
volgen passages uit Niet
storen over het feit dat hulpverleners hun
hulpvraag niet vanzelfsprekend afstemmen op de hulpvraag van de cliënt
en te snel
geneigd zijn trauma's onbehandeld te laten. De tekst is nog steeds
actueel.
De huidige ggz
Ook heden blijven trauma's van cliënten
nog te vaak onbehandeld.
In het
rapport Geen
plek voor grote problemen
uit 2020
schrijft de Algemene Rekenkamer
dat
cliënten
met een relatief lichte hulpvraag eerder worden geholpen dan
cliënten met een zwaardere psychische problemen.
Zie ook op deze website:
De
DSM is niet geschikt voor diagnostiek
Een PTSS wordt vaak ten onrechte gezien als
Persoonlijkheidsstoornis
Vluchtelingenhulp
in de
ggz schiet tekort
De behandeling van een PTSS
Waarom de behandeling van een PTSS nog altijd niet vanzelfsprekend
is.
Passage
uit Niet
storen (1997)
Voorkeur voor
vage problemen
Het
onderzoek Vraag en aanbod in de Riagg van het
Trimbos-instituut* laat zien dat de
afstemming van het hulpaanbod door de Riagg’s op de hulpvraag van de
cliënt gering is. Niet de hulpvraag van de cliënt
staat centraal maar de persoonlijke voorkeur van de
hulpverlener voor een bepaald type cliënt en een bepaald soort van
problemen.
Vooral
jonge,
goed opgeleide, witte cliënten met vage
problemen die zich duidelijk kunnen uitdrukken en op het thuisfront
de nodige emotionele steun krijgen, zijn welkom.
*
Sande, R. van der, F. Hoof en G. Hutschemaekers (1992).
Vraag en aanbod in de Riagg. Een praktijkstudie van de
Riagg-zorg voor volwassenen.Trimbos-instituut.
Trauma's
niet behandelen maar
toedekken
In de ggz is
'toedekken' van trauma’s
een veelgebruikte hulpverleningsmethode. Met toedekken
probeert de
hulpverlener pijnlijke of schokkende ervaringen van de cliënt onder
de oppervlakte te houden of uit het bewustzijn te weren. Dit om de
beleving van angst, pijn en machteloosheid die de schokkende
gebeurtenis oproept zoveel mogelijk tegen te gaan. In zo’n geval is
de hulpverlener van mening dat de psychische draagkracht van de
cliënt om het trauma te verwerken te gering is. Dat hij het niet
aankan. Dat hij zal instorten oftewel decompenseren, dat wil
zeggen depressief, suïcidaal of psychotisch worden. In sommige
gevallen is dit ook inderdaad de beste aanpak. Bijvoorbeeld bij
cliënten die zozeer door traumatische herbelevingen worden
overspoeld, dat hun huidige leven onleefbaar wordt. Of bij cliënten
die in een onstabiele, onveilige situatie verkeren. Dan is het nodig
om de cliënt zoveel mogelijk van de traumatische ervaringen en alles
wat daaraan herinnert af te schermen. Dan moeten cliënt en
hulpverlener samen werken aan een leefbaar heden. Toedekken’is ook
een prima aanpak bij cliënten die er zelf voor kiezen om niet alles
overhoop te halen en tevreden zijn met een - zij het labiel -
evenwicht.
De
gevolgen
Draaideur. Vaak echter druist de toedekmethode regelrecht in tegen de
expliciete wens van de cliënt om met de hulpverlener over zijn
schokkende ervaringen te praten. Cliënten doen soms jarenlang
vergeefse pogingen om hun pijnlijke herinneringen te bespreken en worden aldus een
'draaideurgeval'. Hieronder een
voorbeeld uit de praktijk:
Een man meldt zich met de
volgende klachten: nachtmerries, hyperventilatie, straatvrees en
woede. Als kind is hij mishandeld. Als volwassene is hij meerdere
malen getuige geweest van gewelddadige taferelen. Iedere nacht heeft
hij nachtmerries waaruit hij uitgeput ontwaakt. Hierover wil hij
graag met zijn hulpverlener praten. Hij denkt dat dit hem zal
opluchten. Het behandelbeleid is toedekken. Na een jaar sluit de
hulpverlener de behandeling af, maar de cliënt meldt zich na enige
tijd opnieuw met hevige angsten en nachtmerries. Na een
periode van toedekken sluit de hulpverlener de behandeling weer af
om deze na korte tijd te heropenen omdat de cliënt zich voor de
derde maal aanmeldt met angsten en nachtmerries. Het behandelbeleid
is en blijft: toedekken.
Een kunstmatige toestand
van dissociatie.
In dit
geval neemt de
hulpverlener de wens van de cliënt om over zijn traumatische
ervaringen te praten niet serieus. Als deskundige is hij van mening
dat de trauma’s van zijn cliënt uit het bewustzijn moeten worden
geweerd. De kans bestaat dat hierdoor een kunstmatige toestand van
dissociatie wordt gecreëerd. Dissociatie is een manier om
in een ondraaglijke en onveilige situatie het hoofd boven
water te houden en is in zo’n situatie een nuttige
overlevingsstrategie. Maar wanneer een cliënt er in een veilige
hulpverleningssituatie keer op keer vanaf wordt gehouden om over
zijn leed te praten, is dat niet nuttig. Integendeel. Dat heeft een
averechts effect en zal de cliënt schaden.
Verbod op spreken.
Daarbij komt dat de toedekmethode aansluit bij het verbod op
spreken dat getraumatiseerde mensen toch al vaak wordt opgelegd,
zoals in het geval van het seksueel misbruikte of mishandelde kind
en van de Holocaust-overlevende in de jaren na de bevrijding. Voor
de cliënt die in de veilige hulpverleningssituatie eindelijk wil en
kan praten, is toedekken zout in de wonden.
Onopgeloste emotionele problemen van de hulpverlener
Voor een mogelijke reden
waarom hulpverleners geneigd zijn trauma's toe te dekken zie
ook
De therapeut op de divan, een ingekorte versie van uit
Saar Roelofs' boek
Wie is er nu gek?
(2008)
waarin aan de hand van
praktijkvoorbeelden wordt besproken hoe de behandeling kan
ontsporen door onopgeloste emotionele problemen van de
hulpverlener waaronder onverwerkte trauma's die
gelijkenis vertonen met de trauma's van zijn of haar
cliënt.
|
Mensen met complexe problemen kosten de organisatie
teveel
Zie ook Saar
|Roelofs' analyse
De bureaucratie in de ggz:
profijt gaat boven moraal.
Hierin wordt opgemerkt dat cliënten
met complexe problemen of trauma's in de ogen van de
hulpverleners "lastig" zijn. Deze cliënten kosten de
organisatie meer dan dat zij opleveren. Passage
uit het document Is dit geestelijk gezond. Partner
Productions, 1998.
Het document is onder
meer opgenomen in de bibliotheken van de Universiteit van
Amsterdam en Utrecht, en in de Koninklijke Bibliotheek Den
Haag.
|
Meer
praktisch info over de ggz-hulp