|
||
In Saar Roelofs' boek Niet storen uit 1997 wordt aan de hand van de vakliteratuur, dossieronderzoek en eigen observaties (als afdelingshoofd, onderzoeker & gedragstherapeut in de ggz) de status quo van de instellingen voor ambulante ggz uit die tijd beschreven. Het boek deed destijds veel stof opwaaien. In Niet storen reikt de auteur (potentiële) cliënten onder meer middelen aan om te zien of ze bij een bepaalde hulpverlener al dan niet in goede handen zijn. Cliënten dienen zodanig geïnformeerd te worden dat ze in staat zijn de hulpverleningsrelatie mede vorm te geven zodat de relatie een samenwerkingsrelatie wordt die niet eenzijdig door de hulpverlener wordt gedefinieerd.Wellicht kan deze info mensen die in therapie zijn of gaan, aanmoedigen om niet alleen te af te gaan op de visie van de hulpverlener maar ook te vertrouwen op hun eigen inzichten in wat nuttig en zinvol voor hen is. In zijn Voorstel dossiervorming* biedt onderzoeker Ad Beenackers (1944-2012) een bruikbaar instrument om ggz-dossiers in te richten. Het voorstel stamt uit 1995 maar is nog steeds actueel. Hieronder volgt een samenvatting van de belangrijkste punten uit dit voorstel zoals opgenomen in Niet storen.
Behandelplan Het dossier dient zo te worden ingericht dat iedere behandeling het karakter krijgt van een doelgerichte activiteit: er wordt een behandelplan gemaakt en uitgevoerd, waarna het bereikte resultaat wordt getoetst aan het beoogde resultaat. Er mag niet behandeld worden als er geen behandelplan is. Een goed behandelplan bevat
Daarbij wordt consequent een onderscheid gemaakt tussen doel (wat wil ik met de behandeling bereiken?) en middel (op welke wijze wil ik dat bereiken?). Doel en middelen dienen niet met elkaar verward te worden. 'Inzicht geven', bijvoorbeeld, is geen doel als de cliënt arbeidsproblemen heeft, maar wel als de cliënt om inzicht vraagt. Het beoogde resultaat is altijd het verdwijnen of het verminderen van de klachten. De hulpverlener legt de cliënt het behandelplan voor. Als de cliënt hiermee instemt, is er sprake van een behandelovereenkomst. Vanaf dat moment is de hulpverlener persoonlijk verantwoordelijk voor alles wat hij of zij in het kader van de behandeling doet of nalaat. Hypothese De hulpverlener dient na te gaan waarom de klachten van zijn of haar cliënt op dit moment in zijn leven niet vanzelf verdwijnen. Welke condities houden de klachten in stand? De hypothese over de condities die de klachten instandhouden, is altijd de hypothese van de hulpverlener. Ook als de hulpverlener veronderstelt dat er bij de cliënt sprake is van een psychiatrische stoornis, al dan niet in termen van het psychiatrische handboek DSM. De hulpverlener moet aan de cliënt kunnen uitleggen waarom volgens hem die psychiatrische stoornis een verklaring vormt voor de klachten van de cliënt. De terminologie die hij daarbij gebruikt, moet niet alleen voor de collega’s duidelijk zijn. De cliënt moet die ook kunnen begrijpen. De stoornis is nooit een eigenschap van de cliënt. Het gaat hier altijd om een hypothese van de hulpverlener, om een hulpmiddel bij de behandeling. Dat moet ook in het taalgebruik tot uiting komen. Niet: "De cliënt is gestoord". Maar: "De cliënt heeft bepaalde klachten en ik veronderstel dat deze klachten instandgehouden worden door een bepaalde stoornis." Het is de kunst om de instandhouding van de klachten toe te schrijven aan condities die men kan beïnvloeden. Kiest men voor onveranderbare condities, dan valt er in beginsel niets te behandelen. Een psychiatrische stoornis is dus vooral interessant als verklaring voor de klachten van de cliënt als het mogelijk is die stoornis op te heffen. Evaluaties De hulpverlener doet op beknopte wijze verslag van het verloop van de behandeling in de zogeheten doorlopende aantekeningen. De aantekeningen geven een actueel beeld van de behandeling. De hulpverlener vraagt zich hier steeds af of de behandeling het gewenste effect sorteert. Op gezette tijden zijn de doorlopende aantekeningen iets uitvoeriger. Dan vraagt de hulpverlener zich expliciet af of de middelen volgens plan zijn aangewend en of dat leidt tot het beoogde resultaat. Als dat niet of onvoldoende het geval is, dient de hulpverlener zich af te vragen waaraan dat ligt: aan het plan zelf of aan de uitvoering ervan. Het ligt altijd aan de hulpverlener en nooit aan de cliënt. Bij afsluiting van de behandeling volgt een laatste evaluatie. In een goed dossier past zelfkritiek. Bij het mislukken van een behandeling is pas sprake van een evaluatie, als de hulpverlener zich afvraagt wat hij of zij verkeerd gedaan heeft. Persoonlijke verantwoordelijkheid Beenackers stelt voor dat zowel het behandelplan als de tussentijdse en afsluitende evaluaties worden opgesteld in de vorm van brieven aan de huisarts. Een brief wordt in de ikvorm geschreven, moet voor de lezer duidelijk en begrijpelijk zijn en wordt altijd gedateerd en ondertekend. Hierdoor worden de hulpverleners gedwongen de verantwoordelijkheid van de behandeling op zich te nemen en zich niet te verschuilen achter 'er' of 'men', achter collega’s, de instelling of de vermeende onwil van de cliënt. De hulpverlener schrijft dan bijvoorbeeld niet: "De cliënt is niet gemotiveerd", maar: "Ik heb de motivatie van de cliënt verkeerd ingeschat’". Of: "Deze klachten (-) worden volgens mij instandgehouden door deze condities (-) en ik zal proberen die condities aldus (-) te wijzigen.’ *Beenackers, A.A.J.M. (1995b). Voorstel Dossiervorming Regionale Instellingen Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg. Delft: Eburon.
DE RECHTEN VAN CLIËNTEN IN DE GGZDe
rechten van de cliënt in de ggz zijn vastgelegd in de Wet
Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO), als volgt: recht op duidelijke informatie over onderzoeken, behandelingen en uw gezondheidstoestand; recht op overleg met uw arts of hulpverlener en samen te beslissen over de behandeling; recht om ook ‘nee’ te zeggen tegen een voorgestelde behandeling; recht om geen informatie te willen; recht om uw medisch dossier in te zien en recht op een kopie daarvan; recht om fouten in uw medisch dossier te herstellen; recht om een eigen verklaring aan uw medisch dossier toe te laten recht om gegevens uit uw medisch dossier te laten vernietigen; recht op privacy en geheimhouding van medische gegevens recht op een second opinion (tweede mening) van een andere behandelaar
Bron: www.rijksoverheid.nl
|
||