|
||
In Saar Roelofs' boek Niet storen uit 1997 wordt aan de hand van de vakliteratuur, dossieronderzoek en eigen observaties (als afdelingshoofd, onderzoeker & gedragstherapeut in de ggz) de status quo van de instellingen voor ambulante ggz uit die tijd beschreven. Het boek deed destijds veel stof opwaaien. In Niet storen reikt de auteur (potentiële) cliënten onder meer middelen aan om te zien of ze bij een bepaalde hulpverlener al dan niet in goede handen zijn. Cliënten dienen zodanig geïnformeerd te worden dat ze in staat zijn de hulpverleningsrelatie mede vorm te geven zodat de relatie een samenwerkingsrelatie wordt die niet eenzijdig door de hulpverlener wordt gedefinieerd. Wellicht kan deze info mensen die in therapie zijn of gaan, aanmoedigen om niet alleen te af te gaan op de visie van de hulpverlener maar ook te vertrouwen op hun eigen inzichten in wat nuttig en zinvol voor hen is. Hierna volgen passages uit Niet storen over concrete, klachtgerichte oefenprogramma’s voor een aantal veel voorkomende klachten, te weten voor spanningen en psychosomatische klachten De passages hieronder bezitten een algemene geldigheid. Ze zijn dan ook nog steeds actueel.
Uitgangspunt van de programma’s is dat gevoelens, gedachten en gedragingen van mensen zijn aangeleerd en daarom ook weer afgeleerd kunnen worden. De problematiek van de cliënt staat centraal en niet de door de hulpverlener vermeende dieper liggende oorzaken van die problematiek. Hulpverlener en cliënt proberen inzicht te krijgen in de leerprocessen die hebben geleid tot de klachten en problemen. Zij bepalen vervolgens welk oefenprogramma in dit individuele geval het meest geschikt is. De inzichten die aan de oefeningen ten grondslag liggen, worden aan de cliënt uitgelegd. De oefeningen vragen van de cliënt zelfwerkzaamheid: huiswerkopdrachten zijn een vast onderdeel van de programma’s. Met deze werkwijze poogt de hulpverlener de zelfstandigheid van de cliënt en zijn verantwoordelijkheid om zijn problemen aan te pakken, te vergroten en zijn afhankelijkheid van de hulpverlening zo klein mogelijk te houden. De oefeningen kunnen worden gebruikt als aanvulling op gesprekshulp. Ze zijn overigens ook van nut binnen een inzichtgevende behandeling. Immers, veranderde inzichten leiden niet automatisch tot het verdwijnen van de klachten en problemen. Daar is in de regel ook wat oefening bij nodig. De oefeningen kunnen ook waardevol zijn in het kader van een bredere traumabehandeling.
Stress. Veel cliënten zijn zo gevoelloos voor hun lichaam geworden dat het hun zelfs niet meer opvalt als de adem stokt of dat het hart hun in de keel klopt. Lichaamsgerichte oefeningen, zoals ontspannings- en ademhalingsoefeningen, maken de cliënt gevoeliger voor wat er in zijn lichaam gebeurt. De ontspanningsmethode die het meest wordt gebruikt is de zogeheten progressieve relaxatie, dit betekent stap voor stap ontspannen. Hiermee leert de cliënt een duidelijk onderscheid te maken tussen spanning en ontspanning door afzonderlijke spiergroepen (bijvoorbeeld van onderbeen, bovenbeen, rug, schouders, nek, voorhoofd) eerst aan te spannen, de spanning even vast te houden en dan te ontspannen. Na enige oefening merkt hij of zij sneller op wanneer hij gespannen is en kan dat dan corrigeren. Ademhalingsoefeningen bestaan meestal uit het leren van de zogeheten buikademhaling: de cliënt leert bij de inademing de buik en flanken uit te zetten, zo langzaam mogelijk uit te ademen en tussen in- en uitademingen even te pauzeren. Deze oefeningen zijn uit te breiden met diverse andere oefeningen die het lichaamsbewustzijn vergroten. Zoals oefeningen die erop gericht zijn om te ontdekken welke lichaamshouding samengaat met welke emotie. Met dergelijke oefeningen leren de cliënten een verband te leggen tussen hun lichamelijke klachten en hun psychische toestand. Een grotere gevoeligheid voor wat zich in het lichaam afspeelt, kan een dreigende overbelasting voorkómen. Ook kunnen de oefeningen bijdragen aan het vrijkomen van onderdrukte gevoelens. Overmatig gebruik van alcohol en/of kalmeringsmiddelen. Veel mensen die last hebben van angst, spanningen of slaapstoornissen gebruiken regelmatig alcohol en/of kalmeringsmiddelen om die klachten te lijf te gaan. Dat is niet onbegrijpelijk, aangezien alcohol en kalmeringsmiddelen ontspanning teweegbrengen en de ademhaling rustiger maken. Bij een overmatig gebruik worden na verloop van tijd de lichaamsfuncties die van nature voor ontspanning zorgen door de alcohol en/of de kalmeringsmiddelen echter min of meer op non-actief gezet. Om die reden kan men bij het minderen of stoppen van het alcohol- en/of medicijngebruik in ernstige mate last krijgen van angst, spanningen, hyperventilatie en slaapstoornissen. Met andere woorden: de klachten die ooit aanleiding vormden tot het gebruik van alcohol en/of kalmeringsmiddelen zijn nu in ernst toegenomen. Ademhalings- en ontspanningsoefeningen kunnen bijdragen aan een vermindering van de klachten en daardoor een ontwenning van alcohol en/of medicijnen vergemakkelijken. Oefeningen ter behandeling van fobieën Een fobie is een irreële angst die iemand in zijn mogelijkheden beperkt. Er bestaan verschillende soorten fobieën. De zogeheten enkelvoudige fobieën zijn fobieën voor duidelijk aanwijsbare voorwerpen, dieren, mensen of situaties zoals, messen, onweer, katten, mensen in een uniform en spreken in het openbaar. Een oefenprogramma om enkelvoudige fobieën te behandelen is systematische desensitisatie. Dit betekent: stap voor stap ongevoelig maken, in dit geval voor de gevreesde situatie. Iemand heeft bijvoorbeeld een fobie voor honden. Eerst leert de hulpverlener de cliënt om zich te ontspannen. Vervolgens verzamelt hij of zij zoveel mogelijk informatie over de fobie. Zo’n tien à vijftien situaties die angst oproepen worden op kaartjes opgeschreven en gerangschikt van een situatie die bijna geen angst oproept naar een situatie die een maximale angst oproept. 'Een puppy zien' is bijvoorbeeld situatie nummer één, 'op afstand een grote kwispelende hond zien' situatie nummer acht en 'tegenover een grote blaffende hond staan'' situatie nummer vijftien. Wanneer de cliënt goed ontspannen is, vraagt de hulpverlener hem om zich de minst angstwekkende situatie zo goed mogelijk voor te stellen. Die voorstelling roept een beetje angst op. Door de ontspanning is de cliënt in staat die angst omlaag te brengen. Immers, angst en ontspanning gaan niet samen. Wanneer de cliënt niet meer bang is voor de eerste situatie in de reeks, stelt hij zich de volgende situatie voor. En zo wordt - in de loop van een aantal hulpverleningssessies - de hele angstreeks afgewerkt. De cliënt kan de gevreesde situatie ook in werkelijkheid doorleven. Eventueel kan de angstreeks tweemaal worden doorlopen, eenmaal in gedachten en eenmaal in werkelijkheid. Systematische desensitisatie is geschikt voor duidelijk afgebakende, enkelvoudige fobieën. Wanneer een fobie een onderdeel is van een meer complex angstpatroon, spreekt men niet meer over een enkelvoudige fobie. Een fobie voor vervoermiddelen, bijvoorbeeld, is geen enkelvoudige fobie wanneer die fobie een onderdeel is van een meer omvattende angst voor allerlei ruimtelijke situaties. In het laatste geval spreekt men over agorafobie ('straat'- of'pleinvrees'). Een fobie om in het openbaar te spreken is ook geen enkelvoudige fobie wanneer die fobie deel uitmaakt van een sociale angst, dit is een algemene angst voor sociale situaties, waarover hierna meer. Tenslotte, een fobie voor de herinnering aan een traumatische gebeurtenis is een complexe en omvangrijke fobie. In al deze gevallen is systematische desensitisatie uitsluitend een geschikte hulpverleningsmethode wanneer die gebruikt wordt als aanvulling op een bredere therapeutische aanpak. Oefeningen ter behandeling van sociale angst Sociale angst is een overmatige angst voor allerlei situaties met andere mensen. De meest voorkomende sociale angst is de angst voor kritiek of afwijzing. Veel sociaal angstige mensen stellen zich daarom heel meegaand en inschikkelijk op. Zij durven geen 'nee' te zeggen, geen eigen mening te geven en geen kritiek te leveren. Zij voelen zich steeds beoordeeld en zijn bang om fouten te maken. Uit angst voor beoordeling en kritiek kunnen sommigen de blik van andere mensen niet verdragen en zijn zij bang om tegenover iemand te gaan zitten. Een hulpverleningssituatie is voor veel sociaal angstige cliënten dan ook uitermate moeilijk, met name wanneer de hulpverlener de indruk wekt meer bezig te zijn met oordeelsvorming dan met begeleiding. Sociaal angstige mensen durven meestal ook geen complimenten te geven of te ontvangen. Ook gaat sociale angst soms gepaard met blozen, trillen of zweten. Dat roept weer schaamte op, waardoor de sociale angst toeneemt. De angst kan zo sterk worden dat mensen sociale situaties gaan vermijden of zich eruit terugtrekken. Dit kan leiden tot eenzaamheid en depressie. Sociaal angstige mensen kunnen baat hebben bij een zogeheten socialevaardigheidstraining, ook wel assertiviteitstraining genoemd. 'Assertief zijn' betekent 'zelfverzekerd zijn' en 'voor jezelf durven opkomen'. In een sociale-vaardigheidstraining leren cliënten stapsgewijs om zich in sociale situaties zelfverzekerder op te stellen. Deze trainingen worden meestal in een groep en onder leiding van twee hulpverleners gegeven. De groepsleden kunnen de nieuwe vaardigheden dan met elkaar oefenen. De training begint met het aanleren van een aantal primaire vaardigheden die voor ieder sociaal contact belangrijk zijn, zoals luisteren, laten merken dat je luistert, oogcontact maken, verstaanbaar spreken en de gezichtsuitdrukking in overeenstemming brengen met wat je zegt (bijvoorbeeld niet glimlachen bij het uiten van boosheid). Ook wordt geleerd een onderscheid te maken tussen 'observeren' en 'interpreteren'. Hierdoor leert de cliënt zijn gedrag af te stemmen op wat er feitelijk gebeurt in plaats van op wat hij denkt dat er gebeurt. Daarna komt een aantal meer specifieke sociale vaardigheden aan bod, te weten: een eigen mening geven, kritiek geven en reageren op kritiek, voor de eigen rechten opkomen, iets weigeren en reageren op een weigering, en complimenten geven en ontvangen. Voor de oefeningen worden algemene situaties waarin iedereen zich herkent, gekozen. In een zogeheten rollenspel worden de gevreesde situaties zo levendig mogelijk in scène gezet, dat wil zeggen de groepsleden spelen zelf de rol van bijvoorbeeld de onderdanige werknemer of de kritische leraar en oefenen met elkaar het gewenste gedrag. De hulpverleners geven informatie over de uitvoering en zo nodig suggesties voor verbetering. Voor elk van de sociale vaardigheden bedenken de groepsleden wat zij er in hun eigen situatie mee willen bereiken. Tussen de hulpverleningssessies oefenen zij het nieuw aangeleerde gedrag in de werkelijkheid. Oefeningen om irrationele denkgewoontes af te leren In de zogeheten rationele therapie staat het aanleren van nieuwe denkgewoontes centraal. Uitgangspunt van deze benadering is dat gedachten, gevoelens en handelingen met elkaar verband houden. Wat iemand over een gebeurtenis denkt, bepaalt zijn of haar emotionele reactie op die gebeurtenis en die reactie is vervolgens weer een richtlijn voor zijn handelen. Irrationele gedachten leiden tot ongewenste gevoelens, zoals spanning, woede en depressie. De daaropvolgende handelingen zijn vaak niet adequaat. Een voorbeeld. De gebeurtenis is: iemand maakt op zijn werk een vergissing. Hij of zij denkt vervolgens: 'Ik kan ook nooit iets goed doen''. Zijn/haar emotionele reactie is neerslachtigheid. Het resultaat is dat hij/zij trager wordt, zijn of haar werk niet op tijd afkrijgt en de kans loopt op een conflict met zijn collega’s. In dit voorbeeld is de gedachte 'Ik kan ook nooit iets goed doen' irrationeel. Een rationele gedachte zou zijn: 'Ik heb dit niet goed gedaan en ik kan mijn fout herstellen'. De rationele gedachte leidt tot actie en de kans dat de betrokkene zijn werk wel op tijd afkrijgt en een conflict vermijdt. In de rationele therapie leert de cliënt situaties die aanleiding geven tot klachten en problemen op rationele wijze te onderzoeken. Gebeurtenissen die negatieve gevoelens oproepen worden stuk voor stuk aangepakt. Eerst beschrijft de cliënt zo’n gebeurtenis op de manier zoals hij of zij die zelf waarneemt. Dan noteert hij/zij zijn of haar gedachten over die gebeurtenis. Tenslotte schrijft hij/zij op wat hij naar aanleiding van die gebeurtenis voelde. In een zogeheten rationele zelfanalyse beschrijft hij/zij de gebeurtenis voor de tweede maal, maar nu alsof een toeschouwer van diezelfde gebeurtenis een video zou hebben gemaakt. Evenals in de hierboven beschreven sociale-vaardigheidstraining leert de cliënt een onderscheid te maken tussen feiten en interpretaties van diezelfde feiten. De interpretaties worden gevoegd bij de al eerder opgeschreven gedachten over de gebeurtenis in kwestie. Vervolgens checkt de cliënt of die gedachten wel rationeel zijn: zijn ze waar, dat wil zeggen, zijn ze gebaseerd op objectieve feiten, en leiden ze tot een gewenst effect, dat wil zeggen helpen ze iemand om te bereiken wat hij wil en ongewenste gevoelens en conflicten te voorkómen? Wanneer de gedachten niet rationeel zijn, schrijft de cliënt gedachten op die onder dezelfde omstandigheden wel rationeel zijn. Het maken van een rationele zelfanalyse vergt enige oefening. Alleen een regelmatige oefening brengt een verandering in denkgewoontes teweeg. Na verloop van tijd is het mogelijk om te zoeken naar irrationele opvattingen die de cliënt al als kind zijn aangepraat of ingeprent. Opvattingen die een deel zijn geworden van iemands zelfbeeld en misschien standaardopvattingen zijn geworden over vrijwel iedere situatie. Twee veel voorkomende standaardopvattingen zijn : 'Ik kan mezelf niet accepteren zonder het respect van bepaalde mensen' en 'Ik ben niet de moeite waard als mijn prestaties niet optimaal zijn'. Beide gedachtepatronen kunnen leiden tot minderwaardigheidsgevoelens en depressie. De rationele therapie is niet geschikt voor cliënten die geneigd zijn gevoelens zoveel mogelijk te vermijden, met name ernstig getraumatiseerde cliënten die vaak dissociëren. In deze gevallen is het beter de cliënt in contact te brengen met zijn of haar gevoelens. In een later stadium kan rationele therapie eventueel aan de orde komen.
Meer praktisch info over de ggz-hulp
|
||
|