De
RIAGG ZUIDOOST ROND DE BIJLMERRAMP
Tijdelijk
een sprankje empathie in
een "hopeloze jungle"
Op
4 oktober 1992 stort een El Al Boeing neer op de flats Groeneveen en
Klein-Kruitberg
in het hartje van de
Amsterdamse Bijlmermeer. Er vallen 43 doden. Vele ooggetuigen en
nabestaanden zijn ernstig getraumatiseerd.
Saar
Roelofs, auteur van het kritische
boek over de Riagg's Niet
storen (1997), werkt in die tijd als hoofd van de afdeling
Preventie, Innovatie & Onderzoek in de
voormalige Riagg Zuidoost (inmiddels opgegaan in Arkin GGZ
Amsterdam). Deze Riagg bevindt zich op een steenworp afstand van de
rampplek en biedt hulp aan de rampslachtoffers. 84% van de slachtoffers is van allochtone
afkomst.
In de jaren rond de Bijlmerramp
heerst in
de Riagg Zuidoost een
diepgewortelde cultuur van angst, intimidatie en machtsmisbruik die al jarenlang bestaat. Een organisatieadviseur
die meerdere malen is binnengehaald om orde op zaken te stellen,
spreekt in 1991 in zijn rapport De
toekomst kijkt achterom over een "hopeloze jungle".
Drie
maanden voor de Bijlmerramp presenteert een interim-manager het
rapport Plan van aanpak over
de gebrekkige hulpverlening aan volwassenen waarin hij onder meer
wijst op de geringe bereidheid hulp te bieden aan cliënten met een
migratieachtergrond, in de Riagg Zuidoost destijds ruim 50% van de potentiële
cliëntèle.
De
Bijlmerramp brengt echter tijdelijk een sprankje collectieve empathie in de
organisatie. Een paar maanden is er zelfs sprake van een
metamorfose: na de ramp verandert de Riagg van een gesloten en
bureaucratische organisatie in een open en slagvaardige instelling; en
in tegenstelling tot de gangbare praktijk staat de hulpvraag van de cliënten
(van wie na de ramp 84% van allochtone afkomst is) centraal. Lees voor details: de
Ragg na de Bijlmerramp: een metamorfose.
Hierna
volgt:
1.
Info over de bijstelling van de hulp in de Riagg Zuidoost
na de
ramp:
a) verbetering van de migrantenhulpverlening;
b) bijscholing over de preventie en behandeling van
een PTSS.
2.
Onderzoek
waaruit blijkt dat de hulp na de ramp tekortschoot en
verklaringen
voor de tekortschietende hulp aan de rampslachtoffers.
In
1987 heeft 40%
van de bevolking in de regio Amsterdam Zuidoost een
migratieachtergrond. Anno 1992 is dat percentage
opgelopen tot meer dan 50%. Er wonen vooral veel Surinamers,
Antillianen; daarnaast Arubanen, Ghanezen, Turken en Marokkanen.
Gezien de gestage aanwas van de allochtone bevolking stelt de afdeling
Preventie, Innovatie en Onderzoek in 1992 en beleidsnota op
met de
volgende aanbevelingen:
1.
Er is meer bijscholing over de
hulpverlening aan migranten nodig.
2. Er dienen meer hulpverleners met een
migratieachtergrond te worden aangenomen.
3. Het is nodig nieuw
onderzoek te doen naar diverse bevolkingsgroepen in Amsterdam Zuidoost
om de hulp aan de actualiteit aan te passen.
De nota blijft "op de plank" liggen
maar na de
Bijlmerramp van 4 oktober 1992
wordt het beleidsvoorstel unaniem door het management van de
Riagg Zuidoost als nieuw beleid aangenomen.
Na
de ramp wordt door
de directeur van het Instituut voor Psychotrauma, Carlo
Mittendorff. een aantal dagen bijscholing gegeven over de
preventie en behandeling van een Posttraumatische Stressstoornis (PTSS).
De bijscholing wordt massaal bezocht en op video opgenomen zodat
individuele hulpverleners de instructies zonodig nog eens
kunnen raadplegen. Alle Riagg-medewerkers ontvangen een
reader, Crisisinterventie na calamiteiten, waarin zes
artikelen over opvang, behandeling en nazorg bij traumatische
gebeurtenissen zijn opgenomen.
Voorlichting en groepsbehandeling ter
preventie van een PTSS
Met de bijscholing van het
Instituut door Psychotrauma als
uitgangspunt
verspreidt de Riagg Zuidoost in de regio een folder over posttraumatische
reacties in zeven talen. De folder vormt tevens de basis
voor groepsbijeenkomsten ter preventie van een PTSS. De
bijeenkomsten worden gedurende vier maanden georganiseerd en zien er als volgt uit:
Extra
allochtone medewerkers. De
groepen worden geleid door steeds één hulpverlener met een
migratie- en één met een Nederlandse achtergrond, in drie
talen: Nederlands, Engels of Papiamento. Hiervoor worden
tijdelijk extra allochtone hulpverleners van buiten de Riagg
Zuidoost ingezet.
Uitleg
over posttraumatische stressreacties. Er wordt uitleg gegeven over posttraumatische stressreacties; dat
zijn afwisselend herbelevingen (flashbacks en nachtmerries) en
ontkennings-
en vermijdingsreacties (niet aan de gebeurtenissen herinnerd
willen worden, niets willen voelen); verder
overprikkelbaarheid, slaapstoornissen, woede-uitbarstingen,
concentratieproblemen en uiteenlopende lichamelijke klachten. De
hulpverleners benadrukken dat de stressreacties normale
reacties op abnormale gebeurtenissen zijn die geleidelijk
zullen uitdoven.
Reconstructie van de traumatische gebeurtenissen. Bij
deze reconstructie vragen de
hulpverleners naar feiten en
zintuiglijke indrukken: 'Waar was u? Wat zag u? Wat hoorde u?’
enz. Hierdoor komen onderdrukte gevoelens
vanzelf los. Aldus wordt voorkómen
dat zich uit angst voor intense gevoelens van verdriet, woede
en machteloosheid een fobie voor de herinnering ontwikkelt en
een verwerkingsstoornis (PTSS) optreedt. In de
groepsbehandeling kunnen lotgenoten de gebeurtenis gezamenlijk
reconstrueren en elkaar hulp en steun bieden. Onderwijl
geven de hulpverleners instructies voor ademhalings- en ontspanningsoefeningen.
Zij vertellen hun cliënten dat de klachten geleidelijk zullen
uitdoven maar dat 'verjaardagen' van de traumatische
gebeurtenis en voorvallen die lijken op het oorspronkelijke trauma de herinnering
aan de schokkende gebeurtenis kunnen triggeren.
Praktische
adviezen. Door de hulpverleners worden sterke
kanten van de cliënt gezocht,
benoemd en gewaardeerd.
Ook geven zij praktische adviezen bv. om zichzelf een poosje te ontzien
en hulp in de huishouding te regelen.
|
Protocol
voor individuele
behandeling van PTSS na recent trauma
Als de posttraumatische
reacties na een recent trauma geleidelijk afnemen, verloopt de
verwerking goed. Zo niet, dan is een langer durende therapie nodig.
Aan mensen die in de verwerking
van de schokkende gebeurtenis blijken te zijn vastgelopen - d.w.z. bij wie
een PTSS is ontstaan - worden vervolgens individuele behandelingen
aangeboden aan de hand van een protocol van het Instituut voor
Psychotrauma. Het
is mogelijk om een recente traumatische gebeurtenis in korte
tijd (circa tien sessies) in het leven van een cliënt te
integreren.
Hieronder
volgt een samenvatting van de in de bijscholing gegeven richtlijnen
voor de behandeling van een PTTS na een recente traumatische
gebeurtenis (passage
uit het manuscript
De
Riagg na de ramp: een metamorfose, 1993). Het is
overigens van belang erop te wijzen dat de hieronder beschreven
behandeling alleen geschikt is bij een PTSS na eenmalige schokkende
gebeurtenissen en niet voor de behandeling van een complexe PTSS zoals
bijvoorbeeld na chronische of herhaalde traumatisering in de jeugd of
langdurige opsluiting en marteling van politieke gevangenen.
Uitleg
over een PTSS. Eerst
volgt een uitleg over wat een verwerkingsstoornis is (zie symptomen
hierboven: herbelevingen, afgewisseld met vermijdingsreacties, en overprikkelbaarheid).
Een verwerkingsstoornis is een fobie voor de herinnering aan de
traumatische gebeurtenis omdat die herinnering heftige emoties oproept
die de cliënt niet kan hanteren. Het doel van de behandeling is
om hem/haar in contact te brengen met zijn/haar traumatische
herinneringen en alle gevoelens die daarbij horen; om de 'amnesie'
(dit is: zich de gebeurtenis niet of maar gedeeltelijk kunnen
herinneren) en de 'dissociatie’ (het buiten het bewustzijn brengen
van intense gevoelens van angst, woede en machteloosheid)
op te heffen. Dit gebeurt door de cliënt stapje voor
stapje met de traumatische gebeurtenis in contact te brengen.
De hulpverlener benadrukt dat alle reacties op het trauma onder de
omstandigheden de beste pogingen waren om het hoofd boven water te
houden. Ook legt hij/zij uit dat de klachten tijdelijk kunnen toenemen
aangezien een geleidelijke confrontatie met de traumatische
herinneringen de kern van de therapie vormt.
Behandeling van de fobie voor de herinnering. Hoe de hulpverlener een fobie voor de herinnering behandelt, is
afhankelijk van zijn of haar vaardigheden en ervaring. Hij/zij kan er
met de cliënt over praten, de cliënt het verhaal keer op keer laten
vertellen, gebruikmaken van tekeningen om de situatie uit te beelden
of van hypnose. Wanneer er in het verhaal gaten zijn, wanneer er
informatie is 'weggeraakt', vraagt de hulpverlener in detail door naar
concrete, zintuiglijke indrukken: 'Waar was u? Wat zag u? Wat hoorde u?’
enz. Hij/zij vermijdt vage vragen als "Wat ging er in u
om?" De meest
indringende en ingrijpende momenten van de gebeurtenis, die momenten
waarvoor de cliënt het meest bevreesd is - de kernmomenten - worden
precies in kaart gebracht. De cliënt leeft zich in deze kernmomenten
net zolang in totdat zijn of haar gevoelens van angst en machteloosheid en ook
van schuld en woede tot bedaren zijn gebracht en hij/zij de
traumatische gebeurtenis zonder heftige emoties onder ogen kan zien.
In
sommige (allochtone) culturen tonen mensen hun emoties op
hartstochtelijke wijze. Het is dan zaak dat een autochtone
hulpverlener zijn/haar eigen wijze van expressie opzij zet. De hulpverlener wijst erop dat 'verjaardagen' van de traumatische
gebeurtenis en prikkels
of voorvallen die lijken op het oorspronkelijke trauma de herinnering
aan de schokkende gebeurtenis kunnen triggeren.
Vroegere problemen.
Allerlei negatieve emoties en gedachten die voorafgaande aan de
traumatische gebeurtenis al bestonden, kunnen in hevigheid toenemen.
De hulpverlener dient altijd eerst het trauma waarvoor de cliënt
hulp heeft gevraagd te behandelen. Zo nodig komen na deze behandeling
vroegere problemen aan bod.
Tijdelijk afstand van de gebeurtenis. Onderwijl
reikt de
hulpverlener de cliënt technieken aan om tijdelijk afstand te
nemen van de pijnlijke herinneringen, zodat het leven buiten de
hulpverleningssituatie leefbaar blijft.
Om het gevoel van controle over het lichaam te herstellen, worden
instructies voor ademhalings- en ontspanningsoefeningen gegeven
Woede, schuld en schaamte. De woede richt zich meestal op de voor de gebeurtenis
verantwoordelijke persoon of instantie.
Schuldgevoelens zijn aanwezig
omdat mensen vrijwel nooit tevreden zijn over hun reactie tijdens de
traumatische gebeurtenissen. Of omdat ze er behoefte aan hebben om
zichzelf van die gebeurtenissen de schuld te geven want dat kan aantrekkelijker zijn
dan onder ogen te zien dat het allemaal toeval, pech of noodlot is.
Voor overlevenden van rampen of terreur kan het feit dat zij zelf de
dans ontsprongen zijn ook aanleiding geven tot schuldgevoelens. Ook
kan er bij de cliënt sprake zijn van schaamte over de wijze waarop
hij/zij emotioneel heeft gereageerd. De
hulpverlener staat de cliënt bij om al deze gevoelens uit te spreken. Hij
of zij dient ervoor te waken dat hij/zij
niets forceert en vraagt
naar wat de cliënt zelf aangeeft of aankan.
De betekenis van het trauma. In de laatste fase van de behandeling zoekt de cliënt naar een
betekenis van de traumatische gebeurtenis. Pas als hij of zij daarin iets positiefs
heeft ontdekt, als hij/zij er iets van geleerd heeft, kan hij/zij de
gebeurtenis
loslaten. De hulpverlener gaat hierover niet met de cliënt in
discussie, ook al meent deze bijvoorbeeld dat het gaat om de wil van
een hogere macht. Het is de cliënt die vrede moet hebben met het
gebeuren. Aldus kan de cliënt
leren in het heden te leven, het verleden te gaan beschouwen als
voltooid verleden tijd en een toekomstperspectief ontwikkelen.
Evaluatie. Voor en na de behandeling legt de hulpverlener de cliënt
een aantal vragenlijsten voor om het effect van de therapie na te
gaan.
Zoals
hieronder aan de orde komt, kwam van de individuele behandelingen van
een PTSS niet veel terecht.
naar
boven
Gebrekkige
kennis over de behandeling van een PTSS |
De in
Amsterdam Zuidoost gevestigde vakgroep Psychiatrie van het Academisch
Medisch Centrum (die in 1992 met de Riagg Zuidoost al
geruime tijd over samenwerking
onderhandelt
en tevens
betrokken is bij het Nazorgplan
Vliegramp Bijlmermeer) constateert in een onderzoek uit 1995
het volgende:
Anderhalf jaar na de
Bijlmerramp
kampt nog 34% van de
slachtoffers met een verwerkingsstoornis; dit,
terwijl het merendeel van de betrokkenen behandeld is. De
onderzoekers constateren dat de behandelexpertise met
betrekking tot de Posttraumatische Stressstoornis in de
Riagg Zuidoost ontoereikend is. Om die reden hebben veel
cliënten de behandeling voortijdig afgebroken.
In
1999 schrijft de Parlementaire Enquêtecommissie Bijlmerramp in haar rapport
Een
beladen vlucht - Eindrapport Bijlmer Enquête:
"...dat
er in 1998 nog zeker 100 mensen rondlopen met een
Posttraumatische
Stressstoornis en hieraan gerelateerde
klachten, die een gevolg zijn van de Bijlmerramp. Dit
ondanks het feit dat er in 1992 en 1993 een groot aantal
mensen is behandeld."
Alternatieve
verklaringen
Weerstand tegen
hulp aan cliënten met een migratieachtergrond |
De
bovengenoemde gegevens over de
tekortschietende hulp na de ramp zijn
verzameld in survey-onderzoek (onderzoek op basis van
vragenlijsten) onder de rampslachtoffers. De onderzoekers van het AMC schrijven
hun resultaten toe aan het feit dat er
in de Riagg Zuidoost onvoldoende vakkennis m.b.t. een PTSS bestaat. Toch gaf
het Instituut voor Psychotrauma direct na de ramp adequate bijscholing in de Riagg waaraan
de hulpverleners massaal deelnamen.
Hieronder volgen alternatieve verklaringen voor het gegeven dat -
ondanks de bijscholing - de
hulp aan de rampslachtoffers tekortschoot; verklaringen die zijn
gebaseerd op
1) interne informatie uit de Riagg Zuidoost en
2)
onderzoek van het Trimbos-instituut (1992) naar het functioneren van
de Riagg's in het algemeen.
1.
Interne informatie uit de Riagg Zuidoost
Papieren
beleid
Van de
rampslachtoffers heeft 84% een migratieachtergrond.
Voor de groepsbehandelingen
ter preventie van een PTSS zijn in de Riagg Zuidoost tijdelijk extra
hulpverleners met een migratieachtergrond van buiten aangetrokken om
de communicatie met de slachtoffers te vergemakkelijken. Circa vier
maanden later, als de groepsbehandelingen zijn beëindigd, vertrekken
ze weer.
Kort na de ramp is het migrantenbeleid
dat door Saar Roelofs, afdelingshoofd Preventie, Innovatie & Onderzoek,
is opgesteld, unaniem
door het management aangenomen. Tot dit beleid behoren de besluiten om in
alle behandelafdelingen meer hulpverleners met een migratieachtergrond
in vaste dienst
te nemen en om de hulp aan migranten in alle gelederen van de Riagg te
verbeteren. Vijf maanden na de ramp is dat beleid echter
nog steeds niet uitgevoerd. M.a.w. het
vastgestelde beleid staat op papier maar wordt niet waargemaakt.
Rassendiscriminatie
In
een interne Riagg-krant geeft Saar Roelofs een toelichting op het
migrantenbeleid en vestigt de aandacht op de noodzaak de genomen
besluiten daadwerkelijk uit te voeren. In reactie hierop laat de geheel uit witte hulpverleners
bestaande afdeling Psychotherapie weten geen zwarte mensen als collega
of cliënt te willen; dit uit angst hun superieure
positie te verliezen. Op aandringen van het afdelingshoofd
Psychotherapie trekt de directeur het nieuwe migrantenbeleid weer in.
In
de Riagg is nu dus sprake van een onverbloemde rassendiscriminatie.
Over
de hulp aan de voornamelijk allochtone rampslachtoffers laat het
afdelingshoofd Psychotherapie zich in de
spotlights van de media op betrokken wijze uit. In zijn behandelkamer
wil hij echter niets met hen te maken
hebben.
Censuur
Datzelfde afdelingshoofd Psychotherapie is na de ramp aangesteld als zogeheten
"persattaché" en censureert alle
uitgaande teksten over de ramphulpverlening. Er mag nu niet
meer worden gesproken over een nieuw migrantenbeleid.
Zwijgcultuur en spreekverbod
In het
verlengde van de
cultuur van angst, intimidatie en machtsmisbruik
in de Riagg Zuidoost
ligt een cultuur van zwijgen: niemand protesteert hardop tegen de misstanden in de organisatie zodat deze blijven bestaan.
Saar Roelofs
verzet zich als enige
Riagg-medewerker openlijk tegen de rassendiscriminatie en de censuur,
hetgeen haar door de organisatie niet in dank wordt afgenomen. Zie: publicatieverbod,
spreekverbod en ontslag
N.B.
Saar Roelofs' boek Niet storen
(1997) biedt een analyse van de Riagg-hulp i.h.a.
Puzzelen
cartoon
uit Niet storen
2.
Onderzoek Trimbos-instituut
In de Riagg's hebben de
hulpverleners doorgaans
een voorkeur voor
een behandeling die
gericht is op innerlijke psychische processen van relatief jonge, goed
opgeleide, witte cliënten met vage klachten (zie het
onderzoek van het
Trimbos-instituut Vraag
en aanbod in de Riagg uit 1992).
In
de Riagg Zuidoost is, evenals in de overige 58 Riagg's, de animo voor 1) de behandeling van in de buitenwereld opgelopen psychische
problemen (waaronder een PTSS) en 2) hulp
aan
mensen met een migratieachtergrond dan ook gering.
Direct na de Bijlmerramp geeft het
Instituut voor Psychotrauma een degelijke bijscholing
over de preventie en behandeling
van een
PTSS.
De belangstelling
voor de in de buitenwereld opgelopen trauma's van de voornamelijk
allochtone rampslachtoffers is echter slechts van korte duur. Een
paar maanden na de ramp, wanneer de Riagg niet meer in de
schijnwerpers van de publiek aandacht staat, dooft het vonkje collectieve empathie.
De hulpverleners vallen dan weer terug op hun oude behandelvoorkeuren die
losstaan van de hulpvraag van de cliënt.
Zie verder:
Het boek Een olijfboom op de
ijsberg (1996) waarin Riagg-psychiater Sterman waarschuwt voor een
nieuwe vorm van 'apartheid' in de Riagg's.
Zorginstituut
Nederland in 2018: In
de GGZ is de hulp aan mensen met een PTSS onvoldoende.
cartoon
uit Niet storen
naar
boven
BRONNEN
Misstanden
in de Riagg Zuidoost
Rapport
organisatieadviseur
Frans
Verhaaren, AO
Adviseurs voor organisatiewerk Driebergen. De toekomst kijkt
achterom. Organisatieadviesrapport
over de Riagg Zuidoost. Riagg Zuidoost, intern rapport (juni 1991)
Enkele citaten uit het rapport:
- "De Riagg Zuidoost heeft een januskop: er is een gezicht naar
buiten en een gezicht naar binnen. Het gezicht naar buiten oogt redelijk
normaal en verantwoord. Het gezicht naar binnen is de absolute
schaduwzijde."
-"De dominante cultuur in de Riagg Zuidoost is er een van volstrekte
individualisering, verregaande onaanspreekbaarheid op gedrag en kwaliteit,
verbittering naar elkaar en naar het management, en ongeloof in enige
mogelijkheid tot verbetering. Deze sfeer van ontevredenheid, cynisme en
zelfbeklag blijkt al jaren te kunnen voortduren. Veel hulpverleners
trekken zich op hun individuele vakuitoefening terug en zijn niet meer
gemotiveerd voor kwaliteitsbewaking of innovatie. Het onderlinge klimaat
binnen enkele afdelingen en op Riagg-niveau is onveilig, verbitterd of
apathisch. Medewerkers en leidinggevenden houden elkaar gevangen in een
patroon dat tot een verziekte onderlinge sfeer leidt."
- "De afdeling Preventie, Innovatie & Onderzoek is een kleine oase in de
verder chaotische en hopeloze jungle."
- "De problematiek
zit diep de instellingscultuur verweven. Verandering
is alleen mogelijk als de medewerkers bereid zijn hun autonomie en
verantwoordelijkheid naar het totaal op nieuw te definiëren en de
leiding meer zorg, aandacht, sturing en perspectief biedt. Zolang dat niet
gebeurt, blijft het verleden de Riagg achtervolgen en zal de toekomst
achterom blijven kijken."
Rapport
interim-manager
Bert
Lam, Interim-manager
(mei 1992-januari 1993), Palte Project Management.
Plan van Aanpak. Rapport over de volwassenenzorg in de
Riagg Zuidoost. Riagg
Zuidoost, intern rapport (juli 1992)
In dit rapport
wijst de interim-manager op:
- de gebrekkige diagnostiek en interdisciplinaire samenwerking,
- het
behandelen zonder behandelplan en evaluaties,
- de afwezigheid
van/de geringe bereidheid tot bijscholing, intervisie, supervisie en
innovatie,
- de de geringe bereidheid allochtone cliënten (in
Amsterdam Zuidoost destijds ruim 50% van de bevolking) te behandelen
en
- de geringe verantwoordelijkheid van de hulpverleners voor de
geboden hulp in het algemeen.
Publicatieverbod,
spreekverbod en ontslag
Saar
Roelofs. De
Riagg na de Bijlmerramp: een metamorfose. Riagg Zuidoost, interne
publicatie (1993).
Artikel
over de Riagg-hulp na de Bijlmerramp.
Op verzoek van het management van de Riagg Zuidoost schrijft Saar
Roelofs als afdelingshoofd Preventie, Innovatie & Onderzoek in de Riagg voor
het Maandblad Geestelijke volksgezondheid in februari 1993 een
artikel over de ramphulpverlening in de Riagg. Daarin beschrijft de
eerste vier maanden na de ramp. Ze geeft het de titel De
Riagg na de Bijlmerramp: een metamorfose. Hierin laat
ze de Riagg Zuidoost van haar beste
kant zien. Behalve de bijscholing
door het Instituut voor Psychotrauma en het vernieuwde
migrantenbeleid beschrijft ze de positieve metamorfose in de organisatie. Deze
beschrijving is verkort opgenomen in Deel III van Niet storen in
de
paragrafen De organisatie: van binnen naar buiten en De
hulpverlening: van diagnose naar verhaal. (N.B. de
paragrafen in Deel III Terug naar af en Hoopvol maken
geen deel uit van dit artikel). Het
artikel sluit af met de
aanbeveling om de positieve impulsen na de Bijlmervliegramp een plaats te geven in de gangbare
Riagg-praktijk.
Publicatieverbod.
Op advies van het afdelingshoofd
Psychotherapie annex censor1 verbiedt de directeur van de Riagg
Zuidoost publicatie omdat het manuscript "schadelijk en
subversief" zou zijn. De Riagg Zuidoost zou altijd goed
functioneren. Van een metamorfose zou geen sprake zijn. Verder
mag niet over een nieuw migrantenbeleid worden geschreven. (Let wel: Misstanden
in de Riagg Zuidoost.)
1
Brief van het afdelingshoofd Psychotherapie aan Saar Roelofs dd
24-03-1993.
Spreekverbod.
Het
artikel belicht de positieve aspecten van de Riagg Zuidoost. Het
adequate functioneren van de Riagg na de ramp is aldus tevens een voorbeeld voor de
in
het algemeen gebrekkig
functionerende Riagg's. Om die reden stuurt Saar Roelofs het
artikel op persoonlijke titel naar het Maandblad Geestelijke
volksgezondheid. Wanneer ze
na een paar weken beseft dat het auteursrecht formeel bij de Riagg
Zuidoost ligt, trekt ze het artikel in, overigens tot teleurstelling van het
Maandblad dat het artikel "levendig en herkenbaar"
noemt.1
Desondanks
besluit de
directeur van de Riagg Zuidoost haar te ontslaan. Ze zet Saar Roelofs onder druk om een schikking met
een spreekverbod over de Riagg
en de ontslagprocedure te
ondertekenen.
1
Brief van de hoofdredacteur van het Maandblad Geestelijke volksgezondheid,
Arend Jan Heerma
van
Voss, aan Saar Roelofs dd 19-04-1993.
Ontslag.
Wanneer
Saar Roelofs
de schikking weigert te ondertekenen,
verzoekt de directeur de kantonrechter om
ontslag op staande voet. Daartoe voert
de directeur een lange reeks van valse beschuldigingen op. In haar
verweerschrift1
ontzenuwt Saar Roelofs de verdachtmakingen. De kantonrechter
is van mening dat op Roelofs' functioneren niets aan te merken is.
Met Roelofs' instemming ontbindt de rechter de arbeidsovereenkomst -
niet op staande voet en met een boete voor de Ragg. De
reden die de rechter geeft, is "een blokkade in de communicatie
met de directeur".2
1
Gebroken
baan.
De baanbrekende positie van de afdeling
Preventie, Innovatie
& Onderzoek tegen de achtergrond van de organisatieproblemen in de
Riagg Zuidoost. Voorzien van 129
bronnen.
Rapport als bijlage gevoegd bij Saar Roelofs' verweerschrift voor de
kantonrechter. Rechtbank Amsterdam, zaaknummer
EA-93/2170, 1993.
2
Beschikking op het verzoekschrift van de Stichting Riagg
Zuidoost.
Mr. M.L. Tan, kantonrechter te Amsterdam, dd
11-8-1993. Rechtbank Amsterdam, zaaknummer EA-93/2170, 1993.
N.B. Na
de ontbinding van de arbeidsovereenkomst stuurt Saar Roelofs het door de
Riagg verboden artikel over de hulp na de ramp alsnog op naar het Maandblad
Geestelijke volksgezondheid. Vond de redactie het artikel vóór Roelofs'
ontslag "levendig en herkenbaar", nu is ze van mening dat de
metamorfose in de Riagg Zuidoost na de Bijlmerramp het werk is van "de
Anarchistische mens" en wijst ze publicatie af.
In 1997 verschijnt Saar
Roelofs' boek
Niet storen. Een kritische beschouwing over de Riagg in woord en beeld
Het
ondermaatse functioneren van de
59 Riagg's in het algemeen
In
de jaren 1987 t/m 1996 verschijnt de ene na het ander kritische
publicatie over de Riagg's waaronder vijf onderzoeksrapporten
van het Trimbos-instituut. De publicaties behandelen onder meer
de geringe animo van de hulpverleners om zich met de concrete
problemen van de cliënt bezig te houden, de onwil om cliënten
met een migratieachtergrond te behandelen, de ongerichte
behandelingen, de ontevredenheid van de cliënten, de arrogantie
van de hulpverleners, de verregaande bureaucratie en het
wegwuiven van kritiek.
Zie
kritische
vakliteratuur over de Riagg's
Sterman,
D. (1996). Een olijfboom op de ijsberg. Een
transcultureel- psychiatrische visie op en behandeling van de
problemen van jonge Noord-Afrikanen en hun families. Utrecht:
Nederlands Centrum Buitenlanders.
In
dit boek kritiseert Riagg-psychiater Sterman het feit dat er in de
Riagg's aparte secties bestaan die zich bezighouden met hulp aan
migranten en die veelal worden bezet door hulpverleners met een
migratieachtergrond. Hij noemt deze secties 'entoloketten' en
waarschuwt voor een nieuwe vorm van apartheid.
Sande, R. van der, F. Hoof en
G. Hutschemaekers (1992).
Vraag en aanbod in de Riagg. Een praktijkstudie van de
Riagg-zorg voor volwassenen. Utrecht: Nederlands centrum Geestelijke
volksgezondheid (thans Trimbos-instituut).
Samenvatting
De afstemming van het
hulpaanbod door de Riagg’s op de hulpvraag van de cliënt is te
gering. Niet de hulpvraag van de cliënt staat centraal, maar de
voorkeur van de hulpverlener voor 1) een bepaald type cliënt (jong,
goed opgeleid, van Nederlandse afkomst), 2) een bepaald type probleem
(vaag; liever geen concrete, alledaagse levensproblemen) en 3) een
bepaald type behandeling (intensieve, op groei en inzicht gerichte
psychotherapie; liever geen steunende, praktijkgerichte gesprekken
en/of oefeningen).
Als concrete sociaal-maatschappelijke
problemen op
de voorgrond staan, menen de hulpverleners dat er onvoldoende
aanknopingspunten voor een behandeling zijn. Dan verloopt de
behandeling ongericht en haken de cliënten in een vroeg stadium af. Volgens de hulpverleners zelf is het mislukken van de
behandeling vooral terug te voeren op de geringe therapeutische
mogelijkheden van de afgehaakte cliënten; dat wil zeggen op het
onvermogen om problemen, gedachten en gevoelens onder woorden te
brengen en angstwekkende thema’s aan te snijden. Daartoe zou een
derde van de cliënten niet in staat zijn. Met andere woorden, die
cliënten die hun problemen niet op een voor de hulpverlener heldere
wijze kunnen formuleren, vallen buiten de boot. De meeste
cliënten hebben geen behoefte aan een diepgravende
behandeling. Ze hebben steun nodig bij concrete, actuele problemen.
Conclusie. De
onderzoekers concluderen dat de hulpvraag niet los kan worden gezien
van de sociaal-maatschappelijke context en de leefsituatie van de
cliënt. Zij zien het als een uitdrukkelijke taak van de Riagg om een
hulpaanbod te ontwikkelen dat zich ook op die leefsituatie richt.
Bronnen
over de Bijlmerramp
Roelofs,
Saar, namens alle GGZ-instellingen
in Amsterdam Zuidoost. Na de ramp:
informatie en advies voor volwassenen. Informatiefolder voor cliënten en
overige bewoners van Amsterdam Zuidoost. In zeven talen vertaald (oktober,
1992).
Roelofs,
Saar (1993). Samenvatting video-opnames van een bijscholing over de
preventie en behandeling van een Posttraumatische Stressstoornis (PTSS)
t.b.v. de hulpverleners in de Riagg Zuidoost n.a.v. de Bijlmerramp
door
Carlo Mittendorff, Instituut voor Psychotrauma.
- In De Riagg na de ramp: een metamorfose, interne publicatie Riagg
Zuidoost (1993).
Roelofs,
Saar. Het allochtonenbeleid in een
stroomversnelling. Afdeling
Preventie, Innovatie en Onderzoek. Beleidsnota
Riagg Zuidoost (1992).
Cliëntendossiers
voor en na de Bijlmerramp (1990-1993). Riagg
Zuidoost.
Notulen & interne
mailings Riagg Zuidoost (april 1990 - april 1993) van het
managementteam en de afdelingen Psychotherapie, Sociale Psychiatrie
en Preventie, Innovatie & Onderzoek.
Pre-advies en Notulen.
Projectgroep Hulpverleningsaanbod Vliegramp Riagg
Zuidoost (oktober 1992 - januari 1993).
Nazorgplan
Vliegramp Bijlmermeer. Alle GGZ-instellingen in
Amsterdam Zuidoost (16-10-1992).
A.J.
van
Uchelen en B.P.R. Gersons (1995b). De
Bijlmermeer-vliegramp;
een vervolgonderzoek naar de lange termijn psychische gevolgen
en de nazorg bij getroffenen. AMC, Vakgroep Psychiatrie.
Een
beladen vlucht. Eindrapport Bijlmer Enquête. Sdu Uitgevers,
‘s-Gravenhage, 1999.
____________________________________________________________________________
naar
boven
|